Gebruikershandleiding
Selecteer voor smart devices die eerder met de printer verbonden zijn geweest de netwerknaam (SSID) op het Wi-
Fi-scherm van het smart device en maak opnieuw verbinding.
Gerelateerde informatie
"Afdrukken met Smart Devices" op pagina 89
&
Wi-Fi-instellingen configureren op de printer
Op het bedieningspaneel van de printer kunt u op verschillende manieren de netwerkinstellingen configureren.
Kies de verbindingsmethode die overeenkomt met uw omgeving en de voorwaarden die u gebruikt.
Als u beschikt over de informatie voor de draadloze router, zoals de SSID en het wachtwoord, kunt u de
instellingen handmatig configureren.
Als de draadloze router WPS ondersteunt, kunt u de instellingen configureren met drukknopinstellingen.
Nadat de printer verbinding heeft gemaakt met het netwerk, maakt u verbinding tussen de printer en het apparaat
dat u wilt gebruiken (computer, smart device, tablet, enz.).
Configureer geavanceerde netwerkinstellingen om een statisch IP-adres te gebruiken.
Gerelateerde informatie
"Wi-Fi-instellingen configureren door de SSID en het wachtwoord in te voeren" op pagina 37
&
"Wi-Fi-instellingen configureren via de drukknopinstelling (WPS)" op pagina 39
&
"Wi-Fi-instellingen configureren via de pincode-instelling (WPS)" op pagina 40
&
"Geavanceerde netwerkinstellingen maken" op pagina 42
&
Wi-Fi-instellingen configureren door de SSID en het wachtwoord in
te voeren
U kunt een Wi-Fi-netwerk instellen door op het bedieningspaneel van de printer de gegevens in te voeren die
benodigd zijn voor het maken van een verbinding met een draadloze router. Als u op deze wijze de instellingen
wilt configureren, hebt u de SSID en het wachtwoord van de draadloze router nodig.
Opmerking:
Als u een draadloze router met de standaardinstellingen gebruikt, gebruikt u de SSID en het wachtwoord die op het label
vermeld staan. Als u de SSID en het wachtwoord niet weet, zie dan de informatie die bij de draadloze router is geleverd.
Netwerkinstellingen
37