Parametreren van de kaart
6.2 Instellingen via Datamemory settings
pagina 18
Klik op Yes, de kaart wordt nu herstart met de nieuwe settings.
Klik op OK, de kaart werkt nu met de nieuwe settings.
Bij het maken van de instellingen via de parameter editor van CX-programmer worden
de desbetreffende Datamemories via deze tool beschreven. Wanneer deze tool niet
beschikbaar is of de settings van de kaart moeten via het PLC programma beschreven
kunnen worden dan kan de kaart ingesteld worden door het beschrijven van
Datamemories.
Elke Special I/O kaart krijgt standaard 10 woorden (channels) in het CIO (Core I/O)
gebied en 100 woorden in het D(Datamemory) gebied toegewezen in de PLC. De
adressen die bij de kaart horen zijn afhankelijk van het Unit nummer(MACH No.). De
adressen worden als volgt bepaald:
Startadres n in het CIO gebied:
n = 2000 + Unit nummer(MACH No.)*10
Het startadres voor Unit nummer 1 wordt dan CIO 2000 + 1 * 10 = 2010. Elke kaart
neemt 10 CIO Woorden in beslag dus de adres range loopt van CIO 2010 tot en met
2019.
Startadres m in het Datamemory gebied:
m= D20000 + Unit nummer(MACH No.)*100.
Bij Unit nummer 1 wordt het startadres D(m) dan D20000 + 1 * 100 = D20100. Elke
kaart neemt 100 Woorden in beslag dus de adres range loopt van D20100 tot en met
D20199.
Snelle start instructie Analoge Uitgangskaarten CJ1/CS1
PNSPO