Installateurshandleiding Toros Vision
7 Inbedrijfstelling
Het inbedrijfstellen en inregelen van de Toros Vision warmtepomp wordt altijd door Remeha uitgevoerd. Het plaatsen, aansluiten,
vullen en bedrijfsklaar maken van de installatie wordt niet door Remeha uitgevoerd. Het bedrijfsklaar maken van de warmtepomp
wordt in dit hoofdstuk verder uitgelegd.
In Bijlage 10 is een 'checklist voor installateur' toegevoegd. Deze checklist moet ingevuld en ondertekend bij Remeha aanwezig zijn
voordat onze servicemonteur wordt ingepland om de inbedrijfstelling uit te voeren.
Bedrijfsklaar maken
7.1
7.1.1
Bron- en afgiftesysteem
Zorg ervoor dat de bron- en afgiftesystemen zijn aangesloten op de warmtepomp en let daarbij op de volgende aandachtspunten:
Spoel het bronsysteem en het afgiftesysteem goed door vóór het aansluiten, zodat vuil verwijderd is. Let op: de bron is vaak
•
al gevuld met een antivriesmengsel.
Controleer de stand van de geplaatste afsluiters.
•
Zorg voor een goede menging van het antivriesmiddel met het water.
•
Ontlucht het broncircuit en breng het op een overdruk van 1 à 2 bar.
•
Ontlucht het afgiftesysteem en breng het op een overdruk van 1 à 2 bar.
•
7.1.2
Ontluchtingsprogramma
De warmtepomp is voorzien van een ontluchtingsprogramma. Deze kan geactiveerd worden door een OpenTherm thermostaat te
koppelen aan OT1 (klem 6 en 56) of OT2 (klem 7 en 57) en de thermostaat in te stellen op een gewenste ruimtetemperatuur van
27,0°C.
Het ontluchtingsprogramma kan alleen geactiveerd worden zolang de warmtepomp nog geblokkeerd is. Standaard wordt de
warmtepomp geblokkeerd uitgeleverd. Het deblokkeren van de warmtepomp kan alleen met behulp van een computer en zal plaats
vinden bij de inbedrijfstelling.
⚠ Let op! De warmtepomp heeft geen aan/uit schakelaar, bij het inschakelen van de hoofdspanning gaat de
warmtepomp direct aan.
Zodra het ontluchtingsprogramma geactiveerd is zal de warmtepomp alle circulatiepompen en kleppen aansturen in verschillende
standen en volgordes. Zorg er dus voor dat ook alle circuits (bron, CV, tapwater en solar) goed gevuld zijn of verwijder anders de
voeding van de pompen die (nog) niet mogen draaien.
7.1.3
Handbediening
Met behulp van de PC-koppeling kunnen alle uitgangen van de regeling worden bekrachtigd. Zo kunnen de afzonderlijke onderdelen
op functioneren worden gecontroleerd.
7.1.4
Na inbedrijfstelling
Let bij controle op de werking van de compressor op de volgende punten.
• De compressor dient een rustig zoemend geluid te maken.
• De ΔT aan bronzijde dient tussen de 3 en 5 K te liggen.
• De ΔT aan afgiftezijde dient - bij verwarmingsbedrijf - tussen de 5 en 10 K te liggen.
7772953 – 07 - 27-4-2022
43