Koud en warm water aanslui-
ten
Voor een optimale werking van het warmtapwater in-
stalleert u de bijgeleverde doorstroombegrenzer.
De ring wordt geïnstalleerd in de aansluiting voor uit-
gaand warmtapwater (XL41) of de aansluiting voor
binnenkomend warmtapwater (XL42) voordat de
compressieaansluiting wordt geïnstalleerd.
Voor meer informatie over aansluiting op de boiler, zie
de handleiding daarvan.
XL41 of XL42
Doorstroombegrenzer
Compressiering
koppeling
De mengafsluiter moet worden geïnstalleerd als de
fabrieksinstelling dusdanig wordt gewijzigd dat de
temperatuur tot boven 60 °C kan stijgen. Bij het wijzi-
gen van de fabrieksinstelling moet de nationale regel-
geving worden gevolgd. De instelling wordt verricht
in menu 5.1.1 (pagina 29).
NIBE™ F130
Alternatieve installatie
De F130 moet zijn aangesloten volgens de instructies
in deze handleiding.
De installatie moet worden uitgevoerd volgens de
geldende normen en voorschriften.
Afvoerlucht
De afvoerlucht aansluiten
Met een afvoerluchtaansluiting wordt de warmte in
de geventileerde lucht van het gebouw gebruikt om
het warmtapwater te verwarmen terwijl de woning
wordt geventileerd.
De warme lucht wordt van de ruimtes overgebracht
naar de warmtepomp via het ventilatiesysteem van de
woning.
Voorzichtig!
Er is een luchtfilter (HQ12) (bijgeleverd), mini-
maal klasse G2, nodig voor de afvoerluchtlei-
ding van deze aansluiting. Het filter moet re-
gelmatig worden gereinigd.
LET OP!
Het geluid van de ventilator kan worden
overgedragen via de ventilatiekanalen.
Hoofdstuk 4 |
Leiding- en luchtaansluitingen
13