Indicator basisstroominstelling (5)
Alleen beschikbaar wanneer puls modus (12) is geselecteerd. Stel de stroom
van de lage/basispuls in. Eenheid (A) en instelbereik (5-200A).
Instellingsindicator downslope tijd (6)
Wanneer de toortsschakelaar wordt losgelaten, zal de lasstroom geleidelijk
afnemen gedurende de geselecteerde tijd tot 0. Hierdoor kan de lasser de las
voltooien zonder een
'krater' aan het einde van het smelt bad. Eenheid (S) en instelbereik (0-
10.0S).
Indicator eindstroominstelling (7)
Alleen beschikbaar in 4T-modus, stelt een lasstroom in van 5-100% van de
hoofdlasstroom die wordt geactiveerd wanneer de toortsschakelaar wordt
ingedrukt het lasproces te beëindigen. Als downslope (6) is ingesteld, zal de
lasstroom geleidelijk afnemen gedurende de geselecteerde tijd tot aan de
ingestelde eindstroom (4) Wanneer de toortsschakelaar wordt losgelaten,
stopt de boog.
Instellingsindicator na gasstroom (8)
Regelt de periode dat het beschermgas blijft stromen nadat de boog is
gestopt. Dit beschermt het lasgebied en de wolfraam elektrode (van de
toorts) tegen verontreiniging door atmosferische gassen nadat de las is
voltooid. Eenheid (S) en instelbereik (0-10.0S).
Pulsmodus 'Uit'-indicator (9)
Pulsmodus 'Aan'-indicator (10)
Pulsbreedte-instellingsindicator (11)
Alleen beschikbaar als pulsmodus (12) is geselecteerd. Stel de tijdverhouding
in als een percentage tussen de piekstroom en basisstroom bij gebruik van de
pulsmodus. Neutrale instelling is 50%, de tijdsperiode van de piekstroom en
basisstroompuls is gelijk. Een hogere instelling voor pulsbelasting geeft een
grotere warmte-invoer, terwijl een lagere pulsbelasting het
tegenovergestelde effect heeft. Eenheid (%) en instelbereik (5-95%).
20