6.
WIJZIGING TYPE GAS
6.4 VERVANGING INJECTOR WAAKVLAMBRANDER
•
De afsluitkraan stroomopwaarts van de apparatuur sluiten.
•
De injector demonteren (Afb, 3).
•
De injector vervangen met het voor het gekozen gas geschikte type,
zoals aangegeven in de referentietabel.
•
De injector goed op zijn plaats vastschroeven.
6.5 INSTELLING HOOFDBRANDER
Voor de regeling van de primaire lucht:
•
De afsluitkraan stroomopwaarts van de apparatuur sluiten.
•
De borgschroef losdraaien (Afb. 1).
•
Indien voorzien de afstand (X) mm van de met het gekozen type gas overeenkomende
buisverbinding instellen (zie de referentietabel gas).
De buisverbinding met de schroef blokkeren een een sabotage-detectie-
zegel aanbrengen.
•
De afsluitkraan stroomopwaarts van de apparatuur openen.
•
De waakvlambrander en de hoofdbrander inschakelen volgens de in het hoofdstuk
inschakeling beschreven procedure.
6.6 AANPASSING VAN DE MINIMALE THERMISCHE CAPACITEIT
In de daarvoor uitgeruste modellen wordt de lage thermische capaciteit verkregen met
stationaire luchtschroef by-pass (Afb. 2) "gekalibreerd" en volledig aangeschroefd
(zie de referentietabel gas).
•
De afsluitkraan stroomopwaarts van de apparatuur openen.
Indien de schroef wordt vervangen moet er aan het einde van de detectie
een sabotage-detectie-zegel op worden aangebracht.
DEZE HANDLEIDING IS HET EIGENDOM VAN DE FABRIKANT EN ELKE, OOK GEDEELTELIJKE, REPRODUCTIE IS VERBODEN.
Fig. 1
X
- 19 -
19
Fig. 1
Fig. 1
X
Afb.3
Fig. 3
Fig. 1
X
Fig. 2
Afb.2
Fig. 2
Fig. 1
Fig. 3
Afb.1