3.
Beschrijving van de bedieningen
3.1.
toets aan/uit
Wanneer de detector in werking treedt hoor je een
pieptoon en begint de fase van het opwarmen van
de voeler, dit neemt 45 sec. in beslag. Het toestel
geeft de uitlezing «HEAT» weer en de resterende
tijd nodig om de voeler op te warmen.
Eenmaal deze tijd beëindigd begint de fase van het
automatisch op nul stellen van het toestel, samen
met een pieptoon. Op het einde van deze fase laat
het toestel een lange pieptoon horen dat als indicatie
dient dat het toestel klaar voor gebruik is. Tijdens een
normale werking, bij afwezigheid van een gaslek is
om de 2 sec. een pieptoon te horen. Bij het meten
van een gaslek stijgt de frequentie van de pieptoon
in functie van de gemeten gasconcentratie.
De instellingen van het toestel is van fabriek uit
ingesteld met een automatische uitschakeling van
het toestel na 10 min. Om tijdelijk deze functie uit te
schakelen (tot de volgende manuele uitschakeling)
druk minimum 4 sec. op de
het opstarten. Om het toestel terug uit te schakelen
is het voldoende om terug 3 sec. op de
knop te drukken, 3 opeenvolgende signalen geven
weer dat de detector uitgeschakeld is.
3.2.
AUTO/ZERO
>0<
Bij het indrukken van deze toets met een ingescha
kelde detector wordt de procedure van auto zero
geactiveerd. De tijd van deze auto zero is 6 sec.,
samen met een pieptoon en een knipperende
weergave van «0.000» op het scherm. Tijdens deze
procedure wordt de actueel gemeten gasconcentratie
gebruikt als nul waarde voor de volgende metingen.
Van zodra deze fase beëindigd is laat de detector
een continue pieptoon horen.
aan/uit knop tijdens
aan/uit
NL
3.3.
Automatisch uitlijnen van nul waarde
In afwezigheid van gas zal de detector een continue
controle uitvoeren van de nul waarde, en zich
gelijkstellen met de waarde nodig voor de meting,
ook genoemd «nul waarde referentie».
De gebruiker heeft geen enkel vermoeden van deze
automatische uitlijning die om de 2 sec. uitgevoerd
wordt om een eventuele afwijking van de sensor
of tolerantie van de elektronische componenten te
compenseren.
Op het ogenblik dat het toestel een gas concentratie
meet wordt deze procedure beëindigd en gaat het
toestel verder met het meten van de gasconcentratie
in de nabijheid van de sensor.
3.4.
hold toets
Bij het indrukken van de
functie geactiveerd, deze laat toe de actueel gemeten
waarde door het toestel blijvend weer te geven. Het
oplichten van het symbool «Hold» en een pieptoon
bevestigen dat deze functie is geactiveerd.
In deze functie wordt in de bovenste aflezing de
actuele gemeten waarde weergegeven van de gas
concentratie (hij volgt dus de waarde gemeten door
de sonde). De onderste aflezing geeft de waarde
weer van de geblokkeerde waarde weer.
Bij het terug indrukken van de
hold modus afgesloten, een pieptoon bevestigd
deze wijziging.
3.5.
toets meeteenheid
UNIT
Door het indrukken van de
gemaakt worden van de gewenste afgebeelde
meeteenheid.
Telkens de
toets ingedrukt wordt gaat men door
UNIT
een cyclus beschikbare meeteenheden :
→ ppm → %vol → % L.E.L → ppm →
De laatst gekozen meeteenheid is ook telkens de
meeteenheid die gebruikt wordt bij het opstarten
van het toestel.
toets wordt de hold
toets wordt de
toets kan een keuze
UNIT