1 - ALGEMENE BESCHRIJVING
1.9. Communicatie in een gedeeld SHRD-netwerk
Standaard is de elektronische regeling geconfi gureerd voor "stand-
alone" bedrijf, maar het is mogelijk deze in een gedeeld SHRD-
netwerk op te nemen als master, slave of back-up.
Het master/slave netwerk maakt de uitwisseling van gegevens
en informatie tussen de units mogelijk, en afhankelijk van de
installatievoorwaarden kan het de uitlezing delen van enkele sondes
die zijn geïnstalleerd op de unit, die geconfi gureerd is als "Master",
temperatuurinstelpunten en bedrijfsmodus. Het maximale aantal
units dat kan worden opgenomen binnen een master/slave netwerk
is 15.
Ook is het mogelijk een unit als "backup" te confi gureren, om deze
te activeren in geval van storing of een defect bij de andere unit.
Het maximale aantal units dat kan worden opgenomen binnen een
master/slave netwerk is 2.
De communicatie tussen de units van het netwerk verloopt via de
Ethernet-poort van elke besturingskaart.
FieldBus1
FieldBus1
FieldBus2
FieldBus2
/ BMS
/ BMS
"50FC"
Display port1
Display port1
/ BMS
/ BMS
1
Display port2
Display port2
Ethernet
Ethernet
Master-unit, adres 1
"Master" unit, address 1
"Slave" unit, address 2
Functionaliteit
Belangrijk: voor het gebruik van de volgende functionaliteiten is
het noodzakelijk één unit in de "Selectie software" als master te
confi gureren en de andere als slaves (inclusief de back-up unit).
Het SHRD netwerk maakt de volgende functionaliteiten mogelijk
afhankelijk van de ingestelde confi guratie:
● Master/Slave:
Hiermee kunnen enkele van de in de master unit geïnstalleerde
sensoren worden gedeeld: omgevingstemperatuur of
omgevingstemperatuur + vochtigheid, buitentemperatuur,
buitenluchtvochtigheid en CO
● Uitgebreide Master/Slave:
Het omvat "Master/Slave"-functionaliteiten en de master unit stuurt
omgevingstemperatuur-setpoint naar de andere units.
● Master/Slave met dezelfde gebruiksmodus:
Het omvat de "Uitgebreide Master/Slave" functionaliteiten en de
master unit stuurt de status (koelen, verwarmen, ventileren) naar
de andere units.
● Back-up in geval van alarm:
Een van de twee units is geconfi gureerd als een backup unit, die
wordt geactiveerd in geval van storing van de andere unit.
● Uitgebreide back-up:
Het omvat de functies "Back-up in geval van alarm" en ook bestuurt
de regeling de automatische wekelijkse omschakeling tussen de
twee units, om de bedrijfstijden van beide units in evenwicht te
houden.
Belangrijk: de functie "Back-up in geval van alarm" heeft altijd
voorrang boven "Uitgebreide back-up", d.w.z. wanneer één unit
gedurende een bepaalde week moet werken maar er treedt
een ernstig alarm op, wordt automatisch omgeschakeld naar de
andere unit.
Alarmniveaus worden ingesteld om te bepalen welke van de twee
units in bedrijf moet zijn (zie het hoofdstuk "Alarmmeldingen").
Opmerking: in geval van installatie met back-up units, is het niet
mogelijk de sensoren te delen, omdat beide units volledig autonoom
moeten kunnen werken. Wanneer beide units zijn aangesloten op
hetzelfde toevoerkanaalnetwerk, moet de installatie zijn uitgerust
met terugslagkleppen (verantwoordelijkheid installateur).
Voor meer informatie zie de handleiding van de "50FC" regelaar.
6
FieldBus1
FieldBus2
/ BMS
"50FC"
"50FC"
Display port1
/ BMS
2
Display port2
Ethernet
Slave-unit, adres 2
Slave-unit, adres 15
"Slave" unit, address 15
luchtkwaliteit.
2
1.10. Communicatie in een lokaal pLAN-netwerk
Met deze verbinding op een lokaal pLAN netwerk kan het aantal
Grafi sche terminals worden verminderd, aangezien één enkele
gedeelde terminal volstaat om alle units van het netwerk te bewaken.
Het maximale aantal units dat kan worden geconfi gureerd binnen een
Master/Slave pLAN-netwerk is 15 en in geval van back-up units 2.
Het maximale aantal units dat kan worden aangesloten op een
master/slave netwerk is 15. Er kunnen even zoveel Grafi sche
terminal als units aan het netwerk worden toegevoegd. De terminal
die op unit onder adres 1 is geïnstalleerd, wordt geconfi gureerd als
gedeeld en de rest als privé.
Belangrijk: als de units ook in een SHRD gedeeld netwerk moeten
worden opgenomen, moeten dezelfde adressen op beide netwerken
worden gebruikt om fouten te voorkomen. Zowel units als Grafi sche
terminal worden geconfi gureerd verzonden vanaf de fabriek.
Units die als "Back-up" zijn geconfi gureerd kunnen niet op een lokaal
pLAN netwerk worden aangesloten, aangezien de twee units volledig
autonoom moeten werken.
De communicatie tussen de units van het pLAN netwerk verloopt
via de Display port1/BMS van elke besturingskaart.
15
FieldBus1
FieldBus2
/ BMS
"50FC"
Display port1
/ BMS
1
Display port2
Ethernet
Unit with address 1
Unit met adres 1
Graphic terminal
grafi sche terminal
(shared)
(gedeeld)
Karakteristieken van het netwerk: communicatienorm: RS485;
overdrachtsnelheid: 65,2 Kbit/s; maximale netwerklengte: 500 m.
Voor meer informatie zie de handleiding van de "50FC" regelaar.
FieldBus1
FieldBus1
FieldBus2
FieldBus2
/ BMS
/ BMS
"50FC"
"50FC"
Display port1
Display port1
/ BMS
/ BMS
2
Display port2
Display port2
Ethernet
Ethernet
Unit with address 2
Unit met adres 2
Unit with address 15
Unit met adres 15
Graphic terminal
grafi sche terminal
Graphic terminal
grafi sche terminal
(private)
(private)
(privé)
(privé)
15