7.6. Analoge uitgangen BL121
De drie 4-20 mA geïsoleerde stroomuitgangen zijn in de fabriek gekalibreerd en kunnen via het instellingenmenu worden
geconfigureerd als pH-, ORP- of temperatuur-uitgangen.
Elke uitgang kan worden uitgeschakeld of geconfigureerd op een parameter en kan worden aangesloten op een datalogger.
Het huidige signaal is evenredig aan de toegewezen schaal van de toegewezen parameter. Als u het uitvoersignaal wilt
toewijzen, selecteert u de minimum- en maximumgrenswaarden voor de parameter. De maximale en minimale waarden
voor elke parameter worden gedefinieerd in het menu Parameterinstellingen.
Als de pH bijvoorbeeld is toegewezen aan analoge uitvoer 1 (AO1) en de minimale en maximale analoge uitvoerlimieten 0
en 14 pH zijn, komt het volledige bereik overeen met 4 en 20 mA, respectivelijk (voorbeeld 1).
Een betere resolutie van analoge uitgang kan worden verkregen als de grenzen zijn ingesteld, waardoor het bereik wordt
beperkt (voorbeeld 2).
De uitgangsstroom is ingesteld op 0 mA wanneer de analoge uitgang is uitgeschakeld. Onderbereik genereert 4 mA terwijl
een overbereik 20 mA genereert.
8. GEBRUIK
8.1. pH-kalibratie
De controller kan de pH-elektrode automatisch kalibreren op één of twee punten (4,01, 7,01, 10,01 pH). De elektrode
dient gekalibreerd te worden:
• alvorens in het systeem te installeren
25