Hardwareinstallation
Om het risico van een elektrische schok te voorkomen, eerst de stekker van de netadapter
aansluiten op de CMOS-netwerkcamera en daarna pas de netadapter aansluiten op het
stopcontact.
Tijdens het inschakelen gaat de blauwe LED op de voorkant branden en vervolgens begint de
startprocedure. Tijdens de startprocedure zijn de blauwe en de rode LED gelijktijdig actief. Deze toestand
duurt zo lang tot er een IP-adres gegeven is. Nadat het IP-adres gegeven werd, knippert de LED één keer per
seconde. Aanwijzingen voor het opsporen van storingen vindt u in annex A.
De CMOS netwerkcamera is via een I/O-klemblok voorzien van een digitale ingang en een relais voor
apparaatsturing. Via Pin 1 en Pin 2 kan een extern digitaal ingangssignaal verwerkt worden, waarbij de
stand van de bedrijfsspanning in de aanvangsstatus 'LOW' (laag) bewaakt wordt. De uitgang (Pin 3 en Pin 4)
kan gebruikt worden voor het in- en uitschakelen van externe apparatuur.
Richt u voor een juiste installatie van randapparatuur tot uw speciaalzaak.
De CMOS-netwerkcamera probeert als eerste, het via een draadverbinding aangesloten Ethernet te
bereiken. Als dit niet lukt, probeert de camera verder het draadloze netwerk te bereiken (WLAN). Tijdens het
zoeken en verbinden met het draadloze toegangsstation (access point) knippert de rode LED van de
netwerkcamera elke sconde. De rode LED blijft in deze toestand tot de verbinding met een access point tot
stand is gebracht. Tijdens het gebruik in het WLAN of in de draadgebonden modus knippert de groene LED
steeds één keer per seconde om de activiteit aan te geven
Installatie in het Ethernet
Zorg ervoor dat de camera direct met een PC (cross-link-kabel) of via een switch/hub met het netwerk
verbonden is. Sluit nu de netadapter van de camera op het stroomnet aan. Als de camera op de juiste wijze
met het netwerk verbonden is, brandt de blauwe LED op de voorkant continu. Is er geen netwerk aanwezig,
dan schakelt de camera in de WLAN-modus.
Installatie in het WLAN
Is de camera van spanning voorzien en is er geen Ethernet-netwerk beschikbaar, dan schakelt de camera in
de WLAN-modus en zoekt naar een access point met de benaming „default". Deze benaming wordt SSID
(Service Set Identifier) genoemd. Als er een access point met SSID werd gevonden, brandt de LED op de
voorkant blauw.
Als een verbinding met de basisinstellingen (SSID: default) niet gelukt is, verbind de camera
dan via een kabel met een via een draadverbinding aangesloten netwerk en configureer de
camera hiermee.
Controleer of alle onderdelen en artikelen die in
voorgaande lijst genoemd zijn, aanwezig zijn. Al
naar de toepassing door de gebruiker is een
ethernetkabel noodzakelijk. Deze ethernetkabel
moet voldoen aan de specificaties van UTP-
kategorie 5 (CAT 5) en mag niet langer zijn dan
100 meter.
6