4. OPLADEN VOORBEREIDEN
Als het nodig is om de accu uit het voertuig te verwijderen om op te laden, verwijder dan altijd eerst de geaarde pool van
de accu. Zorg ervoor dat alle accessoires in het voertuig zijn uitgeschakeld om een boog te voorkomen.
Zorg ervoor dat het gebied rond de batterij goed geventileerd is terwijl de batterij wordt opgeladen.
Maak de accupolen schoon. Wees voorzichtig om te voorkomen dat corrosie in contact komt met de ogen.
Bestudeer alle specifieke voorzorgsmaatregelen van de batterijfabrikant tijdens het opladen en volg de aanbevolen
oplaadsnelheden.
Bepaal de spanning van de batterij door de gebruikershandleiding van de auto te raadplegen en zorg ervoor dat de
keuzeschakelaar voor de uitgangsspanning op de juiste spanning is ingesteld.
5. LOCATIE OPLADER
Plaats de lader zo ver weg van de accu als de DC-kabels toelaten.
Plaats de oplader nooit direct boven de batterij die wordt opgeladen; gassen van de accu zullen corroderen en de oplader
beschadigen.
Laat nooit accuzuur op de lader druppelen bij het aflezen van het soortelijk gewicht van de elektrolyt of het vullen van de
accu.
Gebruik de oplader niet in een afgesloten ruimte en beperk de ventilatie op geen enkele manier.
Plaats geen batterij bovenop de oplader.
6. VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DC-VERBINDING
Sluit de DC-uitgangsklemmen pas aan en ontkoppel ze nadat u het netsnoer uit het stopcontact hebt gehaald.
Zorg ervoor dat clips elkaar nooit raken.
Bevestig clips aan de batterij en het chassis zoals aangegeven in het gedeelte Uw batterij aansluiten.