Als de motor een ongebruikelijk geluid maakt, moet deze gerepareerd of vervangen worden. Gebruik
de fiets niet verder om mogelijke verdere schade te voorkomen.
Zorg ervoor dat de controller tijdens dagelijks gebruik schoon en droog blijft. Vermijd trillingen en
schokken om schade aan de controller te voorkomen.
WAARSCHUWING:
Vermijd overmatige smering, vooral op de remmen. Als smeermiddelen in contact komen met de
remmen, zal dit de remafstand aanzienlijk vergroten. Dit kan verwondingen veroorzaken bij fietsers
en omstanders. Een te veel gesmeerde ketting kan oliedruppels op ongewenste gebieden zoals
pedalen, remmen, velgen, enzovoort gooien.
Als er olie op de velgen, banden, remmen en/of pedalen zit, spoel dit dan af met heet water met
vloeibare zeep. Spoel alles af met schoon water en droog de fiets vervolgens.
Gebruik lichte machineolie (W20) en volg de bijgeleverde instructies voor het smeren van de
verschillende fietscomponenten.
Voor elke rit is het belangrijk om de volgende veiligheidscontroles uit te voeren:
Remmen:
-
Controleer of de voor- en achterremmen goed werken.
-
Zorg ervoor dat de remblokken goed aangrijpen op de velgen (alleen van toepassing als je
fiets is uitgerust met velgremmen).
-
Controleer de remkabels. Ze moeten soepel bewegen en mogen niet beschadigd zijn.
-
Controleer de remhendels, die soepel moeten bewegen en stevig bevestigd moeten zijn.
Wielen en banden:
-
Controleer de bandenspanning. Deze moet in de buurt liggen van de specificaties die op de
band zijn aangegeven.
-
Controleer of de banden voldoende profiel hebben en niet beschadigd zijn.
-
Inspecteer de velgen en zorg ervoor dat ze geen contact maken met de remmen en niet
wiebelen tijdens het draaien (alleen van toepassing als je fiets is uitgerust met velgremmen).
-
Controleer of alle spaken goed gespannen zijn en niet beschadigd zijn.
-
Zorg ervoor dat de wielbouten stevig vastgedraaid zijn. Als je wielen met snelspanners zijn
bevestigd, zorg er dan voor dat ze goed vastzitten en in de gesloten positie staan.
Stuur:
-
Controleer of het stuur in de juiste positie staat en stevig vastgedraaid is, zodat het niet
beweegt tijdens het rijden.
-
Zorg ervoor dat het stuur uitgelijnd is met het voorwiel.
-
Controleer of de stuurklem goed vastgedraaid is.
Ketting:
-
Controleer of de ketting voldoende gesmeerd, schoon en soepel loopt.
-
Extra aandacht is vereist bij natte en stoffige omstandigheden. Regelmatige inspectie wordt
aanbevolen