2 Materiële schade ver-
mijden
Houd deze aanwijzing aan om materi-
ële schade en schade aan het appa-
raat te vermijden.
LET OP!
Een verkeerde dosering van wasver-
zachters, wasmiddelen, verzorgings-
middelen en reinigingsmiddelen kan
de werking van het apparaat beïn-
vloeden.
De doseeraanbevelingen van de
▶
fabrikant aanhouden.
Het overschrijden van de maximale
beladingshoeveelheid heeft invloed
op de werking van het apparaat.
De maximale beladingshoeveel-
▶
heid voor elk programma aanhou-
den en niet overschrijden.
→ "Programma's", Pagina 24
Oververhitting van het apparaat kan
de werking van het apparaat beïn-
vloeden.
Tijdens het bedrijf de luchtinlaat
▶
van het apparaat vrijhouden.
Zorg voor voldoende ventilatie in
▶
de ruimte.
Lichte objecten, zoals haren en plui-
zen, kunnen tijdens het bedrijf van de
luchtinlaat van het apparaat worden
ingezogen en de werking van het ap-
paraat beïnvloeden.
Houd tijdens het gebruik van het
▶
apparaat de omgeving schoon.
Lichte objecten uit de buurt van
▶
het apparaat houden.
Gebruik met een ontbrekende, onvol-
ledige of defecte pluizenbescherming
(al naar gelang de apparaatuitrusting
bijv. pluizenfilter, pluizenreservoir, fil-
termat) kan tot schade aan het appa-
raat leiden.
Het apparaat niet met een ontbre-
▶
kende, onvolledige of defecte plui-
zenbescherming gebruiken.
Materiële schade vermijden nl
Schuimstof of schuimrubber kan bij
het drogen vervormen of smelten.
Geen schuimstofhoudende of
▶
schuimrubberhoudend wasgoed
drogen.
Ongeschikte reinigingsmiddelen kun-
nen de oppervlakken van het appa-
raat beschadigen.
Geen scherpe of schurende reini-
▶
gingsmiddelen gebruiken.
Geen sterk alcoholhoudende reini-
▶
gingsmiddelen gebruiken.
Geen harde schuur- of afwas-
▶
sponsjes gebruiken.
Het apparaat uitsluitend reinigen
▶
met water en een zachte, vochtige
doek.
Bij contact met het apparaat direct
▶
alle wasmiddelresten, sproeinevel-
resten of restanten verwijderen.
3 Milieubescherming en
besparing
3.1 Afvoeren van de verpak-
king
De verpakkingsmaterialen zijn milieu-
vriendelijk en kunnen worden herge-
bruikt.
De afzonderlijke componenten op
▶
soort gescheiden afvoeren.
3.2 Energie besparen
Als u deze aanwijzingen opvolgt, ver-
bruikt uw apparaat minder stroom.
Apparaat in een goed geventileerde
ruimte gebruiken en luchtinlaat van
het apparaat vrijhouden.
a Een gehinderde luchtuitwisseling
verlengt de programmaduur en
verhoogt het energieverbruik.
11