Werking van een installatie met 2
circulatiepompen
H
RAM
ou
of
PS 005
S
H
facultatieve klok voor het programmeren van de
boilerlading
RAM
ruimtethermostaat met 2- of 3-draadsaansluiting
Gedurende de SWW-productie
– De brander en de boilerpomp zijn in bedrijf.
– De cv-pomp is meestal stilgelegd (behalve bij overbrugging
van de klemmen X-M).
– De keteltemperatuur wordt begrensd door de ketel-
thermostaat.
Na de SWW-productie
– Als de ruimtethermostaat ingeschakeld is, treedt de cv-
pomp in werking en wordt de boilerlaadpomp stilgelegd.
– Indien de ruimtethermostaat niet ingeschakeld is, blijft de
boilerlaadpomp 0,5 tot 12 min nadraaien.
– De keteltemperatuur wordt begrensd door de ketel-
thermostaat, door een bijkomende thermostaat of een
weersafhankelijke regelaar aangesloten op de klemmen
M-AC.
Buiten de SWW-productie
– De cv-pomp treedt in werking bij het inschakelen van
de ruimtethermostaat. De brander start wanneer het
contact van de klemmen M-AC dit toelaat.
– Na het uitschakelen van de ruimtethermostaat, blijft
de circulatiepomp nog 0,5 tot 12 minuten nadraaien
(indien de brander in werking is). Als de brander niet
in bedrijf is, wordt de circulatiepomp onmiddellijk stil-
gelegd.
Raadgevingen bij het instellen van de vertragingstijden
– De nadraaitijden van de boiler- en cv-pompen op ± 10
minuten instellen, teneinde oververhitting aan de ketel
te vermijden.
– De minimale werktijd van de brander instellen volgens
SAM
T
Werking van een installatie met een
circulatiepomp en een gemotoriseerde kraan
H
RAM
ou
of
PS 005
S/T
SAM
weersafhankelijke regelaar (facultatief)
S
boilervoeler of -thermostaat
T
ketelthermostaat
Gedurende de SWW-productie
– De brander en de circulatiepomp zijn in werking.
– De mengkraan is naar de boiler gekeerd.
– De keteltemperatuur wordt begrensd door de ketelther-
mostaat.
Na de SWW-productie
– Als de ruimtethermostaat ingeschakeld is, wordt de gemo-
toriseerde mengkraan naar de cv-kring gekeerd. De ketel-
temperatuur wordt begrensd door de ketelthermostaat,
een bijkomende thermostaat of een weersafhankelijke
regelaar aangesloten op de klemmen M-AC.
– Indien de ruimtethermostaat niet ingeschakeld is, stopt de
brander en blijft de circulatiepomp tijdens een instelbare
tijd van 0,5 tot 12 minuten nadraaien. De mengkraan blijft
in dezelfde stand tot op het einde van de nadraaitijd van
de circulatiepomp.
Buiten de SWW-productie
– De mengkraan wordt naar de cv-kring gekeerd. De cv-
pomp treedt in werking bij het inschakelen van de ruimte-
thermostaat. De brander start wanneer het contact op de
klemmen M-AC dit toelaat.
– Als de ruimtethermostaat uitschakelt, blijft de circulatie-
pomp nog 0,5 tot 12 minuten nadraaien indien de brander
in bedrijf is. Indien de brander echter niet in bedrijf is, wordt
de circulatiepomp onmiddellijk stilgelegd.
de aanbevelingen van de ketelfabrikant. In de regel
is dit 0,5 min. voor een gasketel en 3 min. voor een
stookolieketel.
NL
SAM
M
T