bepaalt u of de lijn veilig om bekende obstakels heen gaat en
of de route met koerswijzigingen een efficiënte route is.
Auto Guidance zorgt ervoor dat u ver bij obstakels in open
water vandaan blijft, ook als u Afstand tot kustlijn instelt op
Nabij of Dichtstbijzijnd. Dit betekent dat de kaartplotter de
positie van de Auto Guidance lijn wellicht niet wijzigt, tenzij
navigatie door nauw vaarwater is vereist voor de
geselecteerde bestemming.
10
Herhaal stap 3 t/m 9 in ieder geval nog één keer. Gebruik
daarbij elke keer een andere bestemming tot u vertrouwd
bent met de functionaliteit van de instelling Afstand kustlijn.
Communicatie-instellingen
NMEA 0183 instellingen
Selecteer Instellingen > Communicatie > NMEA 0183-
instelling.
Poorttypen: Zie
De communicatie-indeling voor elke NMEA
0183-poort instellen, pagina
Uitvoertelegrammen: Zie
configureren, pagina
65.
Positienauwkeurigheid: U kunt het aantal cijfers achter de
decimale komma instellen voor het overbrengen van NMEA
uitvoer.
XTE-precisie: U kunt het aantal cijfers achter de decimale
komma instellen voor het overbrengen van NMEA foutuitvoer
van radarstoringen.
Waypoint-id's: Stelt het toestel in op het overbrengen van via-
puntnamen of -nummers via NMEA 0183 tijdens het
navigeren. Door nummers te gebruiken kunnen
compatibiliteitsproblemen met oudere NMEA 0183
stuurautomaten worden opgelost.
Standaardinstellingen: Stelt de NMEA 0183 instellingen terug
op de oorspronkelijke fabrieksinstellingen.
Diagnose: Hiermee wordt NMEA 0183 diagnostische informatie
weergegeven.
NMEA 0183-uitvoertelegrammen configureren
U kunt NMEA 0183-uitvoertelegrammen in- en uitschakelen.
1
Selecteer Instellingen > Communicatie > NMEA 0183-
instelling > Uitvoertelegrammen.
2
Selecteer een optie.
3
Selecteer een of meerdere NMEA 0183-uitvoertelegrammen
en selecteer Terug.
4
Herhaal stap 2 en stap 3 voor het in- of uitschakelen van
meer uitvoertelegrammen.
De communicatie-indeling voor elke NMEA 0183-poort
instellen
U kunt de communicatie-indeling voor iedere interne NMEA
0183-poort configureren wanneer u uw kaartplotter op externe
NMEA 0183-toestellen, een computer of andere Garmin
toestellen aansluit.
1
Selecteer Instellingen > Communicatie > NMEA 0183-
instelling > Poorttypen.
2
Selecteer een invoer- of uitvoerpoort.
3
Selecteer een indeling:
• Voor ondersteuning van invoer en uitvoer van standaard
NMEA 0183-gegevens en DSC en ondersteuning van
NMEA invoer voor DPT-, MTW- en VHW-telegrammen
voor een echolood, selecteert u NMEA standaard.
• Voor ondersteuning van invoer of uitvoer van standaard
NMEA 0183-gegevens voor de meeste AIS-ontvangers,
selecteert u Hoge snelheid NMEA.
• Voor ondersteuning van invoer of uitvoer van Garmin
gegevens voor communicatie met Garmin software,
selecteert u Garmin.
Toestelconfiguratie
65.
NMEA 0183-uitvoertelegrammen
4
Herhaal stap 2 en stap 3 om meer invoer- en uitvoerpoorten
te configureren.
NMEA 2000 instellingen
Selecteer Instellingen > Communicatie > NMEA 2000-
instelling.
Toestellenlijst: Hier worden de toestellen weergegeven die zijn
verbonden met het netwerk en kunt u opties instellen voor
bepaalde transducers die zijn verbonden via het NMEA 2000
netwerk.
Toestellen labelen: Hier kunt u de labels van de beschikbare
verbonden toestellen veranderen.
Toestellen en sensors in het netwerk een naam geven
U kunt een naam geven aan toestellen en sensors die met het
Garmin Marine Network en het NMEA 2000 netwerk zijn
verbonden.
1
Selecteer Instellingen > Communicatie.
2
Selecteer Marine Network of NMEA 2000-instelling >
Toestellenlijst.
3
Selecteer een toestel in de lijst aan de linkerkant.
4
Selecteer Bekijk > Wijzig naam.
5
Voer de naam in en selecteer OK.
Marine Network
Met het Marine Network kunt u snel en gemakkelijk gegevens
van Garmin randapparatuur delen met de kaartplotters. Als u
een kaartplotter aansluit op een Marine Network, kunt u
gegevens ontvangen van en delen met andere toestellen en
kaartplotters die zijn verbonden met het Marine Network.
Selecteer Instellingen > Communicatie > Marine Network.
Alarmen instellen
Navigatiealarmen
Selecteer Instellingen > Alarmen > Navigatie.
Aankomst: Hiermee stelt u een alarm in voor wanneer u zich
binnen een opgegeven afstand of tijd van een koerswijziging
of bestemming bevindt.
Krabbend anker: Hiermee stelt u een alarm in voor wanneer u
een opgegeven afstand afdrijft terwijl u voor anker ligt.
Koersfout: Hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer
de boot een opgegeven afstand van koers raakt.
Grensalarmen: Schakelt alle grensalarmen uit en in.
Het krabbend-ankeralarm instellen
U kunt een alarm laten afgaan wanneer de boot zich meer dan
de toegestane afstand heeft verplaatst. Dit is heel handig
wanneer u 's nachts voor anker ligt.
1
Selecteer Instellingen > Alarmen > Navigatie > Krabbend
anker.
2
Selecteer Alarm om het alarm in te schakelen.
3
Selecteer Stel bereik in en selecteer een afstand op de
kaart.
4
Selecteer Terug.
Systeemalarmen
Wekker: Stelt een wekker in.
Voedingspanning: Hiermee stelt u een alarmsignaal in dat
afgaat als de accuspanning is gedaald tot een opgegeven
voltage.
GPS-nauwkeurigheid: Hiermee stelt u een alarmsignaal in dat
afgaat als de nauwkeurigheid van de GPS-locatie buiten een
door de gebruiker gedefinieerde waarde valt.
Sonaralarmen
OPMERKING: Niet alle opties zijn beschikbaar op alle
transducers.
65