Gebruikershandleiding
5. Selecteer Voorkeuren of Eigenschappen om het venster van de printerdriver te openen.
6. Stel het volgende in.
❏ documentformaat: Selecteer het papierformaat dat u in de printer hebt geplaatst.
❏ Afdrukstand: Selecteer de afdrukstand die u in de toepassing hebt ingesteld.
❏ Papiertype: Selecteer het type papier dat u hebt geladen.
❏ Kleur: Selecteer Grijswaarden wanneer u wilt afdrukken in zwart of grijstinten.
Opmerking:
Wanneer u op enveloppen afdrukt, selecteert u Liggend als de Afdrukstand-instelling.
7. Klik op OK om het venster van de printerdriver te sluiten.
8. Klik op Afdrukken.
Gerelateerde informatie
"Beschikbaar papier en capaciteiten" op pagina 26
&
"Papier in de Papiertoevoer achter laden" op pagina 27
&
"Lijst met papiertypes" op pagina 26
&
Afdrukken
35