Overzicht
Veiligheidskast SH 213
Werkingsschema
Flikkercode
x y y y y
Geen vlamsignaal op het eind van de beveiligingstijd.
x x y y y
Parasietlicht tijdens voorventilatie of voorontsteking.
De automaat werd manueel stilgelegd (zie ook
x x y y y — y y y y y
vergrendeling).
Code
x
Kort lichtsignaal
y
Lang lichtsignaal
—
Pause
Noodzakelijke ingangssignalen
Uitgangssignalen
Begrenzer
Voorverwarming
1
Koffer (en voorverwarming) onder spanning,
2
Motor, transformator en SM onder spanning
3
Terugkeer servomotor in 1e trap
4
Brandstofventiel onder spanning
5
Controle aanwezigheid vlam
Drukken op de
knop R gedurende
...
... minder dan 9
seconden ...
... tussen 9 en 13
seconden ...
... meer dan 13
seconden ...
Beschrijving van de storing
Legende
Brandermotor
Stookolieklep
6
Uitschakelen ontstekingstransformator
7
SM en brandstofventiel onder spanning en gewone
werking
0
Uitschakelen regeling
10
Storingsmodus
0304 / 13 008 536A
... veroorzaakt ...
het terugstellen of
het vergrendelen
van de kast.
het wissen van de
statistische
gegevens van de
kast.
geen enkele
uitwerking op de
kast.
Regeling
Transformator
Vlamregeling
De automaat SH 213 stuurt en bewaakt de brander met
blaaslucht. Omdat het programma door een
microprocessor wordt uitgevoerd, zijn de tijden zeer
stabiel, en onafhankelijk van variaties van de
netspanning of van de omgevingstemperatuur. De
oliebranderautomaat heeft een bescherming tegen
onderspanning, zodat de werking van de installatie ook
bij extreme spanningsonderbrekingen niet in gevaar
komt. Wanneer de netspanning onder het vereiste
minimum ligt, schakelt de automaat uit zonder dat
daarbij een foutsignaal wordt gegenereerd. Wanneer
de spanning opnieuw normaal wordt, start de automaat
automatisch opnieuw.
Informatiesysteem
Het ingebouwde visuele informatiesysteem levert
informatie over de oorzaken van uitschakelen wegens
storing. De laatste storingsoorzaak wordt telkens in het
apparaat opgeslagen en kan ook na een
spanningsonderbreking, bij het opnieuw inschakelen
van het apparaat, nog worden teruggevonden. Bij
storing licht de diode in de ontstoringsknop R
permanent op, tot de storing wordt bevestigd, d.w.z. tot
de automaat ontstoord wordt. Om de tien seconden
wordt het permanent oplichten onderbroken en wordt
een flikkercode uitgezonden die inlichtingen geeft over
de oorzaak van de storing.
Via het uitleesapparaat dat als toebehoren verkrijgbaar
is, kunnen uit de automaat nog verdere inlichtingen
worden ontnomen over het werkings- en
storingsprocessen.
Vergrendeling en ontgrendeling
De automaat kan via een ontstoringsknop R worden
vergrendeld (in storingstoestand worden gebracht) en
ontgrendeld (ontstoord), voor zover er spanning aan de
automaat ligt.
Als de knop in normale werking of bij het opstarten
wordt ingedrukt, dan gaat het apparaat over in
storingstoestand. Als de knop wordt ingedrukt terwijl de
automaat in storingstoestand staat, dan wordt de
automaat ontgrendeld.
m
Afnemen en plaatsen van een automaat dienen
te worden uitgevoerd in afwezigheid van
spanning. De automaat mag noch worden
opengemaakt, noch gerepareerd.
Servomotor
Storing
tw
Wachttijd indien voorverwarming
tlk
Openingstijd van de servomotor, voorventilatie en
voorontsteking
tr
Sluittijd van de servomotor
ts
Beveiligingstijd
tn
Voorontstekingstijd
tv2 Minimumtijd tussen ventiel 1en 2 van de brandstof
Reset
7