Cold pull
1. In het menu Set nozzle temperature (Temperatuur nozzle instellen) verlaagt u de nozzletemperatuur met de
knoppen tot 135 ºC voor reinigingsfilament of tot 90 ºC voor PLA
2. Blijf met de tang druk uitoefenen op het materiaal in de printkop
3. Wanneer de nozzle de doeltemperatuur heeft bereikt, trekt u het filament met de tang met een korte,
stevige ruk naar buiten
4. Inspecteer de top van het filament. Als het een schone, kegelvormige punt heeft, is de nozzle schoon
Als de punt van het filament niet schoon is, verhoogt u de temperatuur weer en herhaalt u de cold pull.
De procedure beëindigen
1. Verlaag de temperatuur van de nozzle tot 0 ºC en wacht tot de nozzle is afgekoeld
2. Steek de Bowden tube in de printkop door de buiskoppeling in de printkop omlaag te drukken en de Bowden
tube helemaal naar binnen te duwen
3. Trek de Bowden tube en de buiskoppeling ongeveer 2 mm naar boven. Houd de buiskoppeling omhoog en
duw de Bowden tube verder naar binnen
4. Zet de buis vast met de bevestigingsclip
De TFM coupler controleren
De TFM coupler (het witte deel in het hot end van de Ultimaker 2+ Connect) kan vervormen. De coupler is een
verbruiksartikel dat in de loop van de tijd verslijt en van binnen langzaam van vorm verandert door de hitte en de
druk in het hot end. Uiteindelijk veroorzaakt dit wrijving in het materiaal dat door de coupler heen moet. Dit leidt
weer tot een te lage extrusie.
Om de conditie van de TFM-coupler te controleren, moet u de printkop van de Ultimaker 2+ Connect demonteren.
Instructies hiervoor en voor het zo nodig vervangen van de TFM-coupler zijn te vinden op de Ultimaker-website.
De feeder controleren
Extrusieproblemen kunnen ook worden veroorzaakt door de feeder. Maak de feeder en de Bowden tube schoon
volgens de onderhoudsinstructies. Controleer tevens of de spanning van de feeder correct is ingesteld. Voor alle
Ultimaker-materialen moet de spanningsindicator worden ingesteld op de middelste markering.
Pas de positie van de spanningsindicator aan door de bout boven in de feeder met een inbusschroevendraaier
vaster of losser te draaien. Als u een Air Manager hebt, moet u deze eerst verwijderen om
deze bout te bereiken.
6.3 Hechtingsproblemen
Er is bijvoorbeeld sprake van hechtingsproblemen als de print niet op het platform vast blijft zitten of als het
materiaal tijdens het printen krom trekt.
Als u problemen hebt met de hechting van een print op het platform kunt u het volgende doen:
• Controleer of u de goede hechtingsmethode hebt gebruikt. Zie de Ultimaker-website voor de aanbevolen
hechtingsmethode per materiaal
• Kalibreer het platform om te controleren of de afstand tussen nozzle en platform correct is. Ga naar Onderhoud
→ Level build plate (Platform kalibreren) en volg de instructies op het scherm
• Controleer de Ultimaker Cura-instellingen die zijn gebruikt en probeer een print te maken met een van de
Ultimaker Cura-standaardprofielen
We bevelen het gebruik van de Air Manager sterk aan. De Air Manager verzekert u van een gesloten omgeving
en kan de hechting verbeteren, vooral bij engineeringmaterialen.
Gebruikershandleiding Ultimaker 2+ Connect
32