5-3-7
Achtergrondverlichting
(a)
(b)
5-3-7-1
5-3-7-2
5-3-7-3
5-3-7-4
(a) Knop achteruit
Tik hier om naar het vorige scherm te gaan.
(b) Beginknop
Tik om naar het scherm voor het instellen van de tempe-
ratuur te gaan (beginscherm).
5-3-7-1 Helderheidssensorbediening
Past de helderheid van het scherm automatisch aan de hel-
derheid van de kamer aan.
(a) Knop om te schakelen
Tik om in/uit te schakelen.
Inschakelen: De achtergrondverlichting wordt geregeld vol-
gens de helderheid die wordt gedetecteerd door
de omgevingslichtsensor op deze regelaar.
Uitschakelen: Komt overeen met de instelling "5-3-7-2 Helder-
heid" (raadpleeg 5-3-7-2).
5-3-7-2 Helderheid
(1) Tik op de helderheid
die u wilt gebruiken.
(2) Tik [
] om naar
het vorige scherm te
gaan.
Nl-25
5-3-7-3 Tijd na verlichting
Selecteer of de achtergrondverlichting moet worden uitge-
schakeld of gedimd na gebruik van deze afstandsbediening.
Uit:
Dimmen:
OPMERKING
Om inbranden van het scherm te voorkomen, wordt het
elke 30 minuten uitgeschakeld.
(1) Tik op het item dat u
wilt gebruiken.
(2) Tik [
het vorige scherm te
gaan.
(a)
5-3-7-4 Auto uitschakelen
Stelt de tijd in tot de achtergrondverlichting wordt uitgescha-
keld of gedimd.
(1) Tik op de tijd die u
wilt gebruiken.
(2) Tik [
het vorige scherm te
gaan.
5-3-8
Werklamp
Stelt het gedrag van de werklamp in. Raadpleeg "1-3 Namen
van onderdelen" voor de werklamp.
(a) Knop om te schakelen
Tik om AAN/UIT te zetten.
AAN:
UIT:
Nadat de tijd is verstreken die is ingesteld in
"Auto uitschakelen" (raadpleeg 5-3-7-4), wordt
de achtergrondverlichting uitgeschakeld.
Nadat de tijd is verstreken die is ingesteld in
"Auto uitschakelen" (raadpleeg 5-3-7-4), wordt
de helderheid van de achtergrondverlichting
verminderd en wordt een van de volgende
items weergegeven:
• Een geregistreerde afbeelding weergeven.
(Alleen als er een afbeelding werd geregis-
treerd tijdens de installatie) Stel "Logo Weer-
gave" (raadpleeg 5-3-5) in op "Inschakelen".
• Weergave van het scherm stand-bymodus.
(raadpleeg 1-4-2)
] om naar
] om naar
De werklamp brandt wanneer de binneneenheid
in werking is en gaat uit wanneer hij gestopt is.
De werklamp gaat altijd uit.
(a)