Wanneer het gereedschap op de muur wordt geplaatst of bij een
snelle beweging kan het symbool
zonder dat zich een spanningvoerende leiding in het meetbereik
bevindt.
De volgende leidingen worden herkend als metaalobject,
maar niet als spanningvoerende leiding:
–
Stroomleidingen in vochtige muren
–
Stroomleidingen die geen spanning voeren
–
Driefase-draaistroomleidingen (bijvoorbeeld keukenfornuis)
–
Afgeschermde leidingen (bijvoorbeeld antennekabel)
De volgende leidingen worden niet herkend:
–
Zwakstroomleidingen (bijvoorbeeld voor telefoon of bel)
–
Stroomleidingen achter metaalhoudende oppervlakken
Functie „Toegestane boordiepte"
Let op: Gebruik deze functie alleen bij wapening in beton.
1 609 929 C79 • (01.10) T
Het knipperende symbool
dicatie 3 signaleren een spanningvoerende
stroomleiding. Wanneer het metaal van de
stroomleiding in het meetbereik van het gereed-
schap ligt, slaat de balkindicatie uit. De uitslag
wordt groter wanneer het gereedschap dichter
bij het metaal komt. Met behulp van de maxima-
le uitslag kan de plaats van de stroomleiding
nauwkeuriger worden ingeperkt.
Op deze plaats mag niet geboord worden.
Een dieptemeting bij spanningvoerende leidin-
gen is niet mogelijk.
Wanneer na het detecteren van het metaal (zie
de functie „Zoeken") de diepte van wapeningen
in beton moet worden bepaald, dient het ge-
reedschap naar de plaats van de maximale bal-
kindicatie te worden bewogen.
Zet de draaiknop 8 op de functie
Houd het gereedschap in dezelfde stand en ver-
schuif het niet.
Nederlands–5
en de rode LED-in-
kort worden weergegeven
.