DE GEBEURTENIS INSTELLEN
U kunt de instellingen aanpassen voor het opnemen in geval van sensordetectie, cameragebeurtenis of detectie van
videoverlies.
Sensordetectie
U kunt de werking van de sensor en de verbonden camera instellen, evenals de alarmuitgang en de duur.
[MENU] [ENTER] ▼ <Menu> [ENTER] ▼ <Geb.> ► <Sensordetectie> [ENTER]
▼ <NVR> ▲▼◄► [ENTER]
• Pas toe op sensors : Als u <Pas toe op sensors> selecteert, zal het venster "Pas toe op sensors"
verschijnen ter bevestiging.
Na het selecteren van kanalen waarop de instellingen worden toegepast, klikt u op <OK> om deze toe te
passen op de geselecteerde kanalen.
• Status : Hiermee wordt de werking van sensoren ingesteld.
`
In het <Camera>-tabblad kunt u aangeven of een sensor wel of niet wordt gebruikt.
- <N.O (Normaal Open)> : Sensor is geopend. Als de sensor gesloten is, genereert deze een alarm.
- <N.C (Normaal Gesloten)> : Sensor is gesloten. Als de sensor open is, genereert deze een alarm.
• Cam : Selecteer een kanaal dat wordt verbonden met de sensor.
Als camera wordt geselecteerd, dan verschijnt het venster "Voorinstell. cam instll".
Selecteer een kanaal en stel de voorafinstelling in.
`
Voorafinstelling instellen kan in de PTZ-modus worden gedaan.
• Alarmuitgang : Hiermee stelt u de de alarmuitvoermethode in.
`
Voor meer informatie over de alarmuitvoer, zie "HDD-alarm > Alarm". (Pagina 66)
• Duur v. alarm : Hiermee stelt u de alarmduur in voor het alarmsignaal en alarmgeluid.
`
M
Als u de <Camera>-tab selecteert, kunt u de werking instellen van de sensor van de netwerkcamera aangesloten op elk kanaal.
`
Als de aangesloten netwerkcamera waarvan de alarm-in/uit-instellingen geconfigureerd zijn, een alarm activeert, zal de NVR
zorgen voor de alarmuitgang.
Nederlands _73