•
Zorg dat u de enveloppen invoert met de locatie voor de postzegel linksboven.
•
Duw de enveloppen niet te ver in de printer.
•
Druk de papiergeleider in en schuif deze tegen de linkerzijde van de enveloppen.
Stap 2: Pas de afdrukinstellingen aan
1
Geef als volgt een formaat en afdrukstand voor de enveloppen op:
a
Kies Bestand
b
Kies het juiste envelopformaat in het voorgrondmenu Papierformaat. Zie "Afdrukken op
papier met aangepast formaat" op pagina 43 voor meer informatie over het gebruiken van
een aangepast formaat voor enveloppen.
c
Controleer of het pictogram Liggend is geselecteerd bij Afdrukstand.
Opmerking: in veel toepassingen worden de envelopinstellingen genegeerd die u opgeeft in het
dialoogvenster Pagina-instelling. Controleer of de liggende afdrukstand ook is
ingeschakeld in de toepassing.
d
Klik op OK.
2
Geef als volgt een papiersoort en afdrukkwaliteit op:
a
Kies Bestand
b
Kies Papiersoort/kwaliteit in het voorgrondmenu in de linkerbovenhoek.
c
Kies Normaal in het voorgrondmenu Papiersoort.
d
Selecteer de gewenste afdrukkwaliteit bij Afdrukkwaliteit. Normaal is de
standaardinstelling.
Opmerking: met de instellingen voor hoge afdrukkwaliteit krijgt u documenten van betere
kwaliteit, maar het afdrukken van deze documenten duurt langer.
Pagina-instelling in de toepassing.
Afdrukken in de toepassing.
Enveloppen afdrukken
22