05_A5028-0EA04_Nl.fm
49 ページ
2012年12月6日 木曜日 午後12時2分
(1)
(1) Parkeerrempedaal
(2)
(2) Vrijgavehendel parkeerrem
(1)
(1) Inching- en rempedaal
Controle parkeerrem
1.
Trap de parkeerrem volledig in en
controleer
of
de
rem
normaal
functioneert.
2.
Trek de vrijgavehendel van de
parkeerrem - nadat u de parkeer-
rem volledig hebt ingetrapt – naar
u toe en controleer of de parkeer-
rem wordt vrijgegeven.
Waarschuwing
Neem contact op met de Toyota
dealer voor een inspectie als u een
afwijking constateert.
Controle inching- en rempedaal
1.
Druk de rem- en inchingpedaal
met uw hand naar beneden totdat
u weerstand voelt; zo kunt u het
speling controleren.
Opmerking:
Zie het hoofdstuk onderhoudsgege-
vens voor de waarde van speling in het
inching- en rempedaal.
2.
Trap het inching- en rempedaal in
en controleer of er geen op afwijkin-
gen of abnormale weerstand zijn.
Waarschuwing
Neem contact op met de Toyota dealer
voor een inspectie als u een afwijking con-
stateert.
www.duma-rent.com
(1)
(1) Tankdop
Inspectie van OPS-indicatie
Neem plaats in de bestuurdersstoel,
start de motor en controleer of de
OPS-indicatie uit is.
In de volgende gevallen kan er een sto-
ring zijn opgetreden in het OPS-sys-
teem. Parkeer het voertuig op een
veilige plek en neem contact op met de
Toyota dealer.
•
De OPS-indicatie licht niet op, ook
al verlaat de operator de bestuur-
dersstoel.
•
De OPS-indicatie dooft niet, ook al
zit de operator weer in de bestuur-
dersstoel.
Inspectie van instrumenten
Start de motor en controleer of de
instrumenten goed functioneren.
Controle en bijvullen brand-
stofpeil
1.
Controleer de brandstofmeter om
te zien of er voldoende brandstof is.
Opmerking:
Vul de brandstoftank aan het einde
van een werkdag zodat de vochtigheid
in de lucht niet wordt vermengd met
de brandstof.
2.
Stop de motor en verwijder de
tankdop als u brandstof bijvult.
Draai de dop tegen de klok in en
giet de brandstof in de vulopening.
3.
Zorg er na het tanken voor dat u
de dop weer stevig aandraait.
Waarschuwing
•
Zorg er altijd voor dat de motor uit
is en er geen brandende objecten
in buurt zijn tijdens het tanken.
•
Zorg ervoor dat er geen water of vuil in
de tank terechtkomt tijdens het tan-
ken.
nl-49
n