3 Programmeren
Het personenalarmering apparaat heeft vele opties, die individueel geprogrammeerd kunnen wor-
den.
Alle klantspecifieke instellingen en -telefoonnummers kunnen af fabriek geprogrammeerd worden.
3.1
Toegangscode
Elke optie is alléén te programmeren als het apparaat in de programmeermode staat!
PROG
Druk op
en toets vervolgens de toegangscode in om de programmeermode te activeren. De
toegangscode is standaard ingesteld op 0000 (zie ook optie 49).
Apparaat in de programmeermode zetten
(weergave uit: apparaat in rusttoestand)
PROG
3.2
Programmeren van de adrescode, optie 10
Programmeren van de adrescode.
De adrescode wordt d.m.v. optie 10 geprogram-
meerd.
Bijvoorbeeld: adrescode 1234 programmeren.
De adrescode is een uniek getal dat per deelnemer toegekend wordt. Indien de alarmmelding naar
een alarmcentrale gaat dan moet de adrescode minimaal 4 cijferig zijn.
3.3
Programmeren van de telefoonnummers, optie 11 - 24
Er moet minimaal één telefoonnummer geprogrammeerd zijn. Er kunnen maximaal 14 telefoon-
nummers
Geheugenplaats
(
Programmeren van de telefoonnummers.
De telefoonnummers worden met de opties 11 – 24
geprogrammeerd
Controleer of op geheugenplaats 46 een nummer geprogrammeerd is om kiestoon te krijgen.
Programmeer het kengetal altijd voor de telefoonnummers.
Na een alarmoproep kiest de ct1 achtereenvolgens de geprogrammeerde telefoonnummers van de
desbetreffende groep. De oproep stopt na 12 kiespogingen of correct afsluiten van de alarmcentra-
le/mantelzorger (met de toetscombinatie * 0 # of * 9508 # zonder herhaalde oproep).
Handleiding ct'1
#
X
OK
geprogrammeerd worden.
11 - 24)
#
X
........
OK
Programmeermode beëindigen
#
(controle programmering)
Uitlezen van de adrescode.
De adrescode wordt d.m.v. functie 50 uitgelezen.
(knipperend)
Uitlezen van de Telefoonnummers.
De telefoonnummers worden met de functies 51 – 64
uitgelezen.
(knipperend)
Pagina 7
(Apparaat in rusttoestand)
X
Spraak
X
........
Spraak
NL-117-1.1