Installtiehandleiding Fleck 5800 - SXT - Installatie
5.10. Aansluiting van afvoerleiding
Opmerkingen
Hier worden standaard bedrijfsprocedures beschreven. Door lokale voorschriften kunnen veran-
deringen in de volgende aanwijzingen noodzakelijk zijn. Raadpleeg de plaatselijke autoriteiten
alvorens een systeem te installeren.
Attentie
De kunststof elleboog van de afvoerleiding moet altijd met de hand worden vastgedraaid zonder
de elleboog als hefboom te gebruiken.
Attentie
De kunststof elleboog van de afvoer is niet geconstrueerd om het gewicht van de leiding te dragen.
De buis moet voorzien zijn van een eigen steun.
Attentie
De vastdraairing van de slang op diens kunststof steun niet te stevig aandraaien.
De unit moet zich bij voorkeur niet verder dan 6,1 meter van de afvoer bevinden. Gebruik een correcte adap-
terfitting om kunststof buizen te verbinden met de afvoerleidingaansluiting van de klep.
Als het terugspoelingsdebiet groter is dan 58 lpm of als de unit zich op 6,1-12,2 m van de afvoer bevindt,
gebruik dan 25,4 mm (1") buizen. Gebruik de juiste fittingen om de 25,4 mm (1") buizen aan te sluiten op de
19,0 mm (¾") afvoerverbinding op de klep.
De afvoerleiding kan omhoog worden gevoerd tot 1,8 m, op voorwaarde dat de lengte niet groter is dan 4,6
m is en de waterdruk bij de ontharder niet minder dan 2,76 bar bedraagt. De hoogte mag toenemen met 61
cm voor elke extra 0,69 bar waterdruk bij de afvoeraansluiting.
Wanneer de afvoerleiding omhoog is gevoerd, maar leegloopt in een afvoer onder het niveau van de klep,
maak dan een bocht van 18 cm aan het uiteinde van de leiding zodat de onderkant van de bocht op gelijke
hoogte is met de aansluiting van de afvoerleiding. Hierdoor ontstaat een adequate zwanenhals.
Wanneer de afvoer uitmondt in een bovengrondse rioolleiding, moet een zwanenhalssifon worden gebruikt.
Maak het einde van de afvoerleiding vast zodat deze niet kan verschuiven.
48 / 106
Ref. MKT-IM-004 / E - 01.04.2019