Meer instelmogelijkheden
Met de toets MODE (5), kunt u meer functies van het apparaat
instellen. Elke keer dat u op de toets MODE drukt, schakelt het
apparaat om naar de volgende functie. De functies zijn als volgt
ingedeeld:
Positie
Functie
1
Emissiegraad instellen
2
Temperatuureenheid instellen
3
Maximale/minimale waarde activeren/deactiveren
4
Permanente meting activeren/deactiveren
5
Bovenste alarmdrempel activeren/deactiveren
6
Bovenste alarmwaarde instellen
7
Onderste alarmdrempel activeren/deactiveren
8
Onderste alarmwaarde instellen
Voorbeelden:
• Heeft u net de eenheid voor de temperatuur ingesteld en
wilt u nu alleen de bovenste alarmwaarde wijzigen, druk
dan vier keer op de toets MODE (5).
• Heeft u net de eenheid de onderste alarmwaarde
geactiveerd en wilt u nu de emissiegraad instellen,
wijzigen, druk dan twee keer op de toets MODE (5).
Emissiegraad instellen
1. Druk op de toets MODE (5), tot u bij de gewenste functie
bent gekomen.
ð Op het display verschijnt de indicatie Emissiegraad (13).
2. De emissiegraad instellen, door de waarde met de
toetsen Laser/omhoog (6) en Licht/omlaag (7) te verhogen,
resp. te verlagen.
ð Het waardenbereik ligt tussen 1,00 en 0,10.
3. Druk op de toets Meting (3), voor het bevestigen van de
gewenste instellingen en terug te keren naar de
meetmodus.
Temperatuureenheid instellen
1. Druk op de toets MODE (5), tot u bij de gewenste functie
bent gekomen.
2. De eenheid voor de temperatuur instellen met de
toetsen Laser/omhoog (6) en Licht/omlaag (7).
ð De meetwaarde kan worden weergegeven in °C of °F.
ð Op het display verschijnen bij de
indicatie Temperatuureenheid (10) de geselecteerde
eenheid.
3. Druk op de toets Meting (3), voor het bevestigen van de
gewenste instellingen en terug te keren naar de
meetmodus.
NL
Maximale/minimale waarde activeren/deactiveren
1. Druk op de toets MODE (5), tot u bij de gewenste functie
bent gekomen.
2. Met de toetsen Laser/omhoog (6) en Licht/omlaag (7)
selecteren of de MAX- of de MIN- temperatuurwaarde
moet worden weergegeven.
ð Is de MAX-temperatuurwaarde geselecteerd, verschijnt
op het display de indicatie MAX (15) en wordt de
hoogste gemeten temperatuurwaarde in de
weergave Temperatuur MAX/MIN (14) weergegeven.
ð Is de MIN-temperatuurwaarde geselecteerd, verschijnt
op het display de indicatie MIN (12) en wordt de laagste
gemeten temperatuurwaarde in de
weergave Temperatuur MAX/MIN (14) weergegeven.
3. Druk op de toets Meting (3), voor het bevestigen van de
gewenste instellingen en terug te keren naar de
meetmodus.
Permanente meting activeren
Let op
Wordt de permanente meting geactiveerd, loopt de
meting tot het beëindigen van de functie. Binnen deze
periode kunnen de instellingen voor de
displayverlichting en de laser niet worden gewijzigd.
Selecteer de betreffende instellingen voor het activeren
van de permanente meting.
1. Druk op de toets MODE (5), tot u bij de gewenste functie
bent gekomen.
ð Op het display verschijnen de indicatie Permanente
meting (20), die standaard is gedeactiveerd (OFF).
2. Met de toetsen Laser/omhoog (6) en Licht/omlaag (7) de
Modus ON selecteren en druk op de toets Meting (3), voor
het starten van de permanente meting.
ð In de meetwaardeweergave (16) wordt de actuele
meetwaarde weergegeven.
ð Tijdens de permanente meting, kunt u de emissiegraad
aanpassen aan wisselende ondergronden. De
emissiegraad instellen, door de waarde met de
toetsen Laser/omhoog (6) en Licht/omlaag (7) te
verhogen, resp. te verlagen.
3. Druk op de toets Meting (3), voor het beëindigen van de
permanente meting.
pyrometer BP21
9