Inhoudsopgave
Advertenties
Bovenste alarmdrempel
Bovenste alarmdrempel activeren/deactiveren
1. Druk op de toets MODE (5), tot u bij de gewenste functie
bent gekomen.
2. Met de toetsen Laser/omhoog (6) en Licht/omlaag (7)
selecteren of de bovenste alarmdrempel geactiveerd of
gedeactiveerd moet worden.
ð Is de bovenste alarmdrempel geactiveerd, verschijnt op
het display de indicatie Bovenste alarmdrempel (21).
ð Wordt de bovenste alarmdrempel tijdens een meting
overschreden, klinkt een signaaltoon.
3. Druk op de toets Meting (3), voor het bevestigen van de
gewenste instellingen en terug te keren naar de
meetmodus.
Bovenste alarmwaarde instellen
1. Druk op de toets MODE (5), tot u bij de gewenste functie
bent gekomen.
2. De waarde voor de bovenste alarmdrempel instellen met
de toetsen Laser/omhoog (6) en Licht/omlaag (7).
3. Druk op de toets Meting (3), voor het bevestigen van de
gewenste instellingen en terug te keren naar de
meetmodus.
Onderste alarmdrempel
Onderste alarmdrempel activeren/deactiveren
1. Druk op de toets MODE (5), tot u bij de gewenste functie
bent gekomen.
2. Met de toetsen Laser/omhoog (6) en Licht/omlaag (7)
selecteren of de onderste alarmdrempel geactiveerd of
gedeactiveerd moet worden.
ð In de onderste alarmdrempel geactiveerd, verschijnt op
het display de indicatie Onderste alarmdrempel (9).
ð Wordt de onderste alarmdrempel tijdens een meting
onderschreden, klinkt een signaaltoon.
3. Druk op de toets Meting (3), voor het bevestigen van de
gewenste instellingen en terug te keren naar de
meetmodus.
Onderste alarmwaarde instellen
1. Druk op de toets MODE (5), tot u bij de gewenste functie
bent gekomen.
2. De waarde voor de onderste alarmdrempel instellen met
de toetsen Laser/omhoog (6) en Licht/omlaag (7).
3. Druk op de toets Meting (3), voor het bevestigen van de
gewenste instellingen en terug te keren naar de
meetmodus.
Apparaat uitschakelen
Het apparaat heeft een uitschakelautomaat:
• Wordt het apparaat niet gebruikt en wordt geen toets
ingedrukt, wordt het na 10 seconden automatisch
uitgeschakeld.
• De uitschakelautomaat reageert niet bij een lopende
permanente meting.
10
Onderhoud en reparatie
Batterij vervangen
Het vervangen van de batterij is noodzakelijk, als op het
display (8) van het apparaat de indicatie Batterijstatus (11) gaat
branden of als het apparaat niet meer kan worden ingeschakeld
(zie het hoofdstuk bediening).
Reiniging
Reinig het apparaat met een vochtige, zachte en pluisvrije doek.
Zorg dat geen vochtigheid in de behuizing komt. Gebruik geen
sprays, oplosmiddelen, alcoholhoudende reinigingsmiddelen of
schuurmiddelen, maar uitsluitend water voor het bevochtigen
van de doek.
Reparatie
Wijzig het apparaat niet en bouw geen reserveonderdelen in.
Neem voor reparaties en controles van het apparaat contact op
met de fabrikant.
Defecten en storingen
Het apparaat is tijdens de productie meerdere keren op een
goede werking getest.
Neem bij storingen, voor reparaties en controles van het
apparaat contact op met de fabrikant.
pyrometer BP21
NL
Advertenties
Inhoudsopgave
