Installatiehandleiding CM335
3 Installatie en montage
3.1 Veiligheidsvoorschriften
Naast de L- en N-aansluiting van het netsnoer is een aardklem geplaatst. Deze aardklem moet
altijd worden aangesloten om te voldoen aan de EMC-richtlijnen. Het is geen veiligheidsaarding.
Bij relaisuitgangen die een niet-veilige spanning schakelen, moeten de draden zijn voorzien van
isolatie.
Schakel bij montage in een schakelkast eerst de voedingsspanning uit.
Alle kabelaansluitingen moeten worden voorzien van een trekontlasting. Monteer hiertoe de
meegeleverde clips.
Neem de veiligheidsvoorschriften van de geldende normen in acht.
3.2 Aanwijzingen voor plaatsing en bedrading
Monteer de regelaar (met bedieningsfuncties) op een makkelijk bereikbare plaats.
Bouw de regelaar op ooghoogte in, zodat het display gemakkelijk kan worden afgelezen.
Let op de eisen die voor de regelaar gelden inzake de omgevingstemperatuur en toegestane
relatieve vochtigheid (zie bijlage 2). Voorkom dat de regelaar in aanraking komt met spatwater.
Sluit de regelaar aan op het 230 VAC net aan. Zorg dat er een netaansluiting in de buurt is.
Het meegeleverde netsnoer heeft een lengte van 1,5m.
Beperk de hoeveelheid kabels. Monteer de regelaar(s) bij voorkeur zo dicht mogelijk in de
buurt van de te sturen installatiecomponenten.
Hou indien de regelaar over een RS232-aansluiting beschikt, rekening met de plaats van
deze regelaar in verband met de eventuele aansluiting van een PC of modem, via een
PC-/modemkabel, op de regelaar.
CTR-bus (RS485): gebruik een tweedraads afgeschermde, getwiste kabel
(minimale doorsnede van de aders: 0,22 mm 2 ).
Bedrading van de installatiecomponenten dient te geschieden in overeenstemming
met de specifieke voorschriften, die voor de componenten gelden.
blz.- 7 -