Belichtingsinstellingen
IRIS
Selecteer de gewenste lensopening voor de belichting met de
camera. Selecteer de optie [IRIS] in het [EXPOSURE] menu en
selecteer vervolgens een waarde.
•
AUTO: De lensopening wordt automatisch ingesteld.
•
MANUAL: Gebruik knop
selecteren. DC IRIS niveaus worden door een parameterunit
ingesteld.
AGC (Automatische versterkingsregeling)
Als de beelden te donker zijn, kunt u ze helderder maken door de
maximumwaarde van [AGC] te verhogen.
1. Selecteer de optie [AGC] in het [EXPOSURE] menu.
2. Gebruik knop
of
om de modus te selecteren.
WDR/BLC
Gebruik de WDR/BLC-optie om het object bij tegenlicht duidelijk
weer te geven.
1. Selecteer de optie [WDR/BLC] in het [EXPOSURE] menu.
2. Selecteer met knop
of
knop
.
•
WDR: De functie WDR (Wide Dynamic Range) komt goed
van pas bij moeilijke lichtomstandigheden. Door deze
functie kan de camera zowel de donkere als de lichte
partijen van het beeld registreren en door de verschillen
daarvan te combineren een origineel beeld produceren dat
er uitstekend uitziet. Stel de WDR-begrenzing in.
> ACE (Adaptive Contrast Enhancement) : Deze functie
wordt gebruikt wanneer u de donkere gedeelten van
WDR helder wilt weergeven.
•
BLC: De tegenlichtcompensatiefunctie van de camera helpt
problemen met de zichtbaarheid in gebieden met veel
lichtcontrasten tegen te gaan. Stel de BLC-begrenzing in.
BRIGHTNESS
U kunt de helderheid van een donker beeld versterken. Als u de
helderheid op een lagere waarde instelt, wordt het beeld donkerder.
Als u de helderheid op een hogere waarde instelt, wordt het beeld
lichter.
1. Selecteer de optie [BRIGHTNESS] in het menu [EXPOSURE].
2. Stel het helderheidsniveau in met de knop
SHUTTER (Sluitersnelheid)
Selecteer de gewenste sluitersnelheid voor de belichting door de
camera. Voor snel bewegende onderwerpen kunt u een hogere
sluitersnelheid kiezen maar de beelden worden dan wel donkerder.
1. Selecteer de optie [SHUTTER] in het menu [EXPOSURE].
2. Stel de gewenste sluitersnelheid met knop
SENS-UP
Als beelden door duisternis niet duidelijk zijn, wordt de
gevoeligheid van de camera verhoogd door SENS-UP in te
schakelen.
1. Selecteer de optie [SENS-UP] in het menu [EXPOSURE].
2. Selecteer een modus met knop
28
of
om het DC IRIS niveau te
een modus en klik vervolgens op de
of
.
of
in.
of
.
•
AUTO: Met deze functie wordt de gevoeligheid van de
beeldsensor in de camera automatisch aangepast.
> SENS-UP LIMIT: Stel de begrenzing van SENS-Up in met
knop
of
.
> EXIT: Selecteer een modus en klik op knop
menu te sluiten.
Let op:
Als u een van de opties voor SHUTTER - uitgezonderd AUTO in
het [SHUTTER] menu of [AGC] - op [OFF] instelt, is de [SENS-UP]
instelling niet beschikbaar en verschijnt het [---] teken.
Witbalansinstellingen
Selecteer de methode waarmee de camera de kleurbalans van het
uitgestuurde beeld kan aanpassen als compensatie voor de kleuren
van een lichtbron.
1. Selecteer de optie [WHITE BALANCE].
2. Selecteer met knop
of
knop
.
•
ATW (Auto-Tracing White Balance): In deze modus biedt
de witbalans een betere dekking dan de automatische
instelling. Onder de volgende omstandigheden is het
niet mogelijk een correcte instelling van de witbalans te
bereiken:
> Wanneer de opgenomen scène hoofdzakelijk partijen
met een extreem hoge of lage kleurtemperatuur bevat,
zoals een blauwe lucht of zonsondergang.
> Wanneer de scène te donker is.
•
AUTO: u kunt de opties voor de witbalans automatisch
instellen.
•
ONE PUSH: Als u de ONE PUSH modus kiest, kunt u met de
knop
de witbalans automatisch instellen.
•
MANUAL: U kunt de opties voor de witbalans ook
handmatig instellen.
> COLOR TEMP: Selecteer een functie de knop
-
INDOOR: Het kleurtemperatuurbereik voor een
correcte witbalans is ca. 3 200 K.
-
OUTDOOR: Het kleurtemperatuurbereik voor een
correcte witbalans is ca. 5 100 K.
> RED: Hiermee stelt u de gewenste waarde voor rood in.
> BLUE: Hiermee stelt u de gewenste waarde voor blauw in.
om het
een modus en klik vervolgens op
of
Bediening en instellingen
.