Goed onthouden!
U kunt de airconditioner niet direct weer inschakelen nadat
u deze heeft uitgeschakeld.
Er is geen luchtstroom tijdens het begin van de werkings-
modus HEATING.
In de werkingsmodus HEATING is er 5 tot 10 minuten lang
geen luchtstroom of is de lucht even niet warm.
Er is geen luchtstroom tijdens het begin van de werkings-
modus DRY.
Tijdens de werkingsmodus COOL kan er stoom ontsnap-
pen.
U ruikt iets.
U hoort een zacht gorgelend geluid.
U hoort een zacht krakend geluid.
U hoort een sissend of klikkend geluid.
Na een stroomonderbreking kunt u niet herstarten, zelfs als
de stroomtoevoer weer is hersteld, tenzij u de automatische
herstelfunctie bij stroomstoring heeft.
Er worden geen signalen van de afstandsbediening ontvan-
gen.
Er condenseert vocht op de luchtuitlaatroosters.
Het buitenapparaat maakt een fluitend geluid.
De ventilator stopt niet onmiddellijk nadat de werking van
het apparaat is gestopt.
Het RUN lampje blijft branden, ook al is de werking gestopt.
(Indicator RUN brandt)
Niet in
werking?
De indicator RUN knippert langzaam
(1,5 sec. ON, 0,5 sec. OFF)
De indicator RUN knippert langzaam
(1,5 sec. ON, 0,5 sec. OFF)
(De indicator RUN brandt)
Het opnieuw inschakelen wordt gedurende 3 minuten geblokkeerd na-
dat u het apparaat heeft uitgeschakeld of nadat u het apparaat heeft
uitgeschakeld tijdens gebruik; dit ter bescherming van het apparaat.
Wacht
gedurende 3
minuten.
De tijdklok in de microcomputer, die zorgt voor de bescherming van
drie minuten, start weer automatisch op.
De luchtstroom is gestopt totdat de warmtewisselaar is opgewarmd (2
tot 5 min.) om te voorkomen dat koude lucht wordt uitgeblazen (HOT
KEEP).
Wanneer de buitentemperatuur laag is en de vochtigheid hoog, scha-
kelt de airconditioner soms automatisch over op ontdooien. U moet
dan even geduld hebben. Tijdens het ontdooien kan er water of stoom
uit het buitenapparaat komen.
De ventilator kan stoppen om te voorkomen dat uit de lucht onttrokken
vocht opnieuw verdampt en om energie te sparen.
Dit kan gebeuren wanneer de kamertemperatuur en -vochtigheid erg hoog
zijn. Zodra de temperatuur en vochtigheid afnemen, zal dit verdwijnen.
De lucht die tijdens de werking wordt uitgestoten, geurt soms. Dit wordt ver-
oorzaakt door sigarettenrook of parfum dat in het apparaat zijn achtergebleven.
Dit wordt veroorzaakt door het stromen van de koelvloeistof in het
apparaat.
Dit wordt veroorzaakt door warmte-expansie of door contractie.
Dit wordt veroorzaakt door de werking van de koelmiddelregel-
kleppen of de elektrische onderdelen.
Het geheugen van de microcomputer is gewist. Gebruik de afstandsbe-
diening om het apparaat opnieuw in te schakelen.
Signalen van de afstandsbediening worden mogelijk niet ontvangen
indien de ontvanger van de airconditioner is blootgesteld aan direct
zonlicht of ander helder licht.
Indien dit het geval is, schermt u het zonlicht af of vermindert u het
andere licht.
Indien de airconditioner gedurende een lange periode in een ruimte
met een hoge vochtigheidsgraad wordt gebruikt, kan er vocht
condenseren op de luchtuitlaatroosters en hier vanaf druppelen.
Dit geluid duidt erop dat het toerental van de compressor wordt
verhoogd.
Binnenventilator: De ventilator zal na 2 uur nog niet stoppen als er is
ingesteld op de CLEAN reinigingsfunctie.
Buitenventilator: De ventilator zal na ongeveer 1 minuut pas stoppen,
om het apparaat te beschermen.
Het RUN lampje brandt tijdens de CLEAN reinigingsfunctie.
Het RUN lampje dooft wanneer de CLEAN reinigingsfunctie is afgelopen.
– 119 –