DURA warmtepomp
Met Parameters 10 tot en met 13 stelt men de desgewenste ventilator modus in.
Voor de HP serie warmtepompen is er slechts 1 ventilator modus beschikbaar. Voor een correcte werking van
de warmtepomp moeten de waarden van deze parameters ALTIJD op de fabrieksinstelling blijven staan.
Het wijzigen van de parameters gebeurt op de volgende wijze:
Zet de warmtepomp in STAND-BY.
•
Druk op de serviceknop
•
en zijn waarde knipperen gelijktijdig.
Druk op de pijltjes "▲"of"▼" om de gewenste parameter te selecteren.
•
Druk dan gelijktijdig op "MODE" en " ". Nu zal enkel nog de waarde van de parameter knipperen.
•
Selecteer dan met de pijltjes "▲"of"▼" de gewenste instelling.
•
Stop gedurende 5 seconden of druk op de serviceknop om de nieuwe instelling vast te leggen. Het LED
•
scherm zal opnieuw 'OFF' aanduiden.
Alleen parameters 0 en 1 (naargelang de ingestelde mode) worden rechtstreeks ingesteld met "▲"of"▼"
4.3 Status bekijken
Wanneer men het parametermenu verder doorloopt van 0 naar 15 komt men parameters A tot F tegen.
Deze kunnen niet gewijzigd worden en geven weer wat de waarden zijn die het toestel momenteel meet voor
deze parameters.
Parameter
Gemeten waarde
A
Temperatuur inkomend water (-9 ⇒ 99°C)
B
Temperatuur uitgaand water (-9 ⇒ 99°C)
C
Temperatuur verdamper (-9 ⇒ 99°C)
D
Temperatuur koelmiddel inlaat compressor (-9 ⇒ 99°C)
E
Omgevingstemperatuur (-9 ⇒ 99°C)
F
Positie stappenmotor van het elektronisch expansieventiel (0 ⇒ 50 ; N*10)
om in het menu van de parameters de komen. De aanduiding van de parameter
"
"
14