LASERTANK 4-360
Gebruiksaanwijzing
Kenmerken
1. Horizontaal laservenster onderaan
2. Verticaal laservenster vooraan
3. Horizontaal laservenster bovenaan
4. Bovenste schroefdraad
5. Horizontale laserlijn (H) knop
6. Knop verticale laserlijn (V) (1e)
7. Knop verticale laserlijn (V) (2e)
8. Pendelknop (AAN/UIT)
9. Verwijderbare accu
10. Stroomindicatie
11. Aansluiting oplader
12. Indicator detectormodus
13. Modus detector
14. Hellingstand (2 sec. indrukken)
15. Hellingstandindicator
16. Verticaal zijlaservenster
17. Onderste schroefdraad
Afstandsbediening
1. Knop verticale (V) (1e) laserlijn
2. Alle laserlijnen Aan/Uit knop
3. Horizontale (H) laserlijnen Aan/Uit knop
4. Knop voor verticale (V) (2e) laserlijn
Laserlijnen
Het schema van laserlijnen wordt
getoond in de afbeelding.
Specificaties
Laserlijn..................................
Lichtbronnen..............................
Laserbron... ................................
Laserveiligheidsklasse.................
Nauwkeurigheid..........................
Zelfnivelleringsbereik..................
Werkbereik met/.........................
Werkbereik zonder ontvanger*..
Stof-/waterbescherming.............
Voeding......................................
Voeding afstandsbediening........
Statiefschroefdraad....................
Werktemperatuur.......................
Gewicht (met batterijen)............
* Afhankelijk van omgevingslicht
Lijnlaser Groen
2 horizontale - 2 verticale lijnen 360°
4 laserdiodes
515nm
Klasse 2, <1mW
3±mm/10m
±4°
70 m
40 m
IP 54
Li-ion-accu 3,7 V / oplader 5 V
12 V (type A27)
2 x 1/4"
-10 °C + 50 °C
730 g
Lijnlaser ADA LaserTANK 4-360 GREEN is ontworpen om de horizontale en
verticale positie van de oppervlakken van de elementen van bouw
constructies te controleren en ook om de hellingshoek van het
constructiedeel over te brengen op soortgelijke delen tijdens bouw- en
installatiewerkzaamheden.
DE FABRIKANT BEHOUDT ZICH HET RECHT VOOR OM ZONDER
VOORAFGAANDE WAARSCHUWING WIJZIGINGEN (DIE GEEN INVLOED
HEBBEN OP DE SPECIFICATIES) AAN TE BRENGEN IN HET ONTWERP, DE
COMPLETE SET.
Bediening
1. Zet de pendelschakelaar (8) omlaag in de stand (ON). Bovenste
horizontale lijn is AAN. Als de schakelaar in positie (ON) staat, is de lijnlaser
ingeschakeld en ontgrendeld. De positie van de pendelschakelaar (8) (OFF)
betekent dat de lijnlaser uitgeschakeld is en de pendel vergrendeld is. Als
de lijnlaser buiten het zelf stellende bereik wordt ingesteld, klinkt er een
geluidssignaal, de laserlijnen en de indicator (15) knipperen
1 keer per seconde.
2. Laserlijnen kunnen afzonderlijk worden in- en uitgeschakeld. Om de
batterij te sparen, alleen de laserlijnen inschakelen die nodig zijn voor de
bediening.
• Druk eenmaal op knop (5) - onderste horizontale laserlijn
staat AAN. Druk nogmaals op knop(5)- alle horizontale laserlijnen
staan uit.
• Druk eenmaal op knop (6) - zijwaartse verticale laserlijn staat AAN.
Druk nogmaals op knop (6) nogmaals - zijwaartse verticale laserlijn
is UIT.
• Druk eenmaal op knop (7) - verticale laserlijn vooraan staat AAN.
Druk nogmaals op knop (7) - verticale laserlijn vooraan staat UIT.
3. De hellingmodus wordt geactiveerd als het pendulum vergrendeld is.
Zet de pendulum schakelaar (8) in de positie (OFF). Druk op knop (14)
en houd deze gedurende 2 sec ingedrukt om hellingmodus te activeren
(bovenste horizontale laserlijn is AAN, indicator is AAN, alle ingeschakelde
laserlijnen knipperen één keer per seconde). Het instrument kan onder
elke hoek laserlijnen in-/uitschakelen met de laserlijntoetsen. Druk op
knop (14) om een hellingmodus uit te schakelen. Indicator (15) wordt
uitgeschakeld.
4. Druk eenmaal op knop (13). De detectormodus is geactiveerd. Indicator
(12) brandt. Gebruik een detector voor gebruik in deze modus.
Volg een handleiding om de detector te gebruiken. Druk op knop (13) om
de detectormodus uit te schakelen. Indicator (12) is UIT.
5. Bevestig de lijnlaser aan het statief met behulp van de 1/4" schroefdraad
op het bovenste of onderste deel van het instrument.
Specifieke redenen voor foutieve meetrsultaten
• Metingen door glazen of kunststof vensters;
• Vuil op uitstralend venster;
• Nadat het instrument is gevallen of gestoten.
Controleer de nauwkeurigheid.
• Grote temperatuurschommelingen: als het instrument wordt gebruikt in
koude, nadat het in een warme ruimte is opgeslagen
(of andersom) Wacht dan enkele minuten voordat u metingen uitvoert.