- 72.304 -
2016 - TEC1601LG59
Bedieningspaneel SC.4951
Met de Auto OFF HAND knop wordt het luchtgordijn ingeschakeld.
Indien na inschakeling alleen de OFF- LED brandt, dan ontbreekt de vrijgave vanuit het GBS systeem (ingang DDC-klem-
men 1 + 11 op de stuureenheid). Pas na vrijgave is het inschakelen van het luchtgordijn mogelijk.
1. Handmatige instelling (HAND)
AAN / UIT toets indrukken tot de HAND- LED brandt.
De gewenste ventilatorstand 0- 5 kan nu met de HOOG / LAAG toetsen ingesteld worden.
Een groene LED geeft de ingestelde ventilatorstand aan.
2. Zomer / Winter instelling
Om het magneetventiel in te schakelen de ZO/WI- toets indrukken.
De gekozen stand wordt door de groene LED naast de toets aangegeven. Na het inschakeling van een ventilatorstand, wordt
de winterstand met het Ventiel- LED aangegeven.
3. Automatische bediening met deurcontactbesturing (TK0)
AAN / UIT toets indrukken tot de AUTO- LED gaat branden.
Met de HOOG / LAAG toets wordt de gewenste ventilatorstand 1 – 5 gekozen (gele LED). Indien gewenst op Winterstand
instellen.
Functie :
Inschakeling van het luchtgordijn door middel van de deurcontactschakelaar in de voorafgekozen ventilatorstand. Het deur-
contact dient tijdens de gehele periode dat de deur geopend is, gesloten te zijn. De Zomer / Winter instelling kan ten allen
tijde verandert worden.
Met behulp van de DIP-schakelaars, die zich op de stuureenheid bevinden, kan een nalooptijd voor het luchtgordijn in-
gesteld worden (zie tabel). De nalooptijd wordt na het inschakelen van het deurcontact weer op de vooringestelde stand
teruggezet.
DIP 1
DIP 2
sec
OFF
OFF
0
ON
OFF
60
OFF
ON
120
ON
ON
180
4. Automatische bediening met deurcontactbesturing (TK1)
Werking zoals beschreven in punt 3. besturing TK0 met als verschil, dat de ventilator nadat de deur gesloten is en de
nalooptijd verstreken is, niet uitgeschakeld wordt, maar op stand 1 blijft draaien. De automatische modus TK0 of TK1
wordt met DIP-schakelaar 4 in het bedieningspaneel inge-steld.
5. Automatische bediening met deurcontactbesturing en afkoelbeveiliging (TK0 met ruimte-thermostaat)
Bij toepassing van een ruimtethermostaat op klemmen 5 + 15 (optie) kan een afkoelbeveiliging toe-gepast worden. Door-
voor wordt de ruimtethermostaat op een bepaalde temperatuur ingesteld, die niet onderschreden mag worden (bv. 15 °C).
Functie :
Indien de afkoelbeveiligingstemperatuur (bv.. 15 °C) onderschreden wordt, draait het luchtgordijn in stand 1 en het mag-
neetventiel (optie) wordt geopend.
Bij bediening van de deurcontactschakelaar (deur gaat open) schakeld het luchtgordijn in de vooraf-gekozen ventilator-
stand. Nadat de deur gesloten is, en nadat de eventueel ingestelde naloop teneinde is, schakeld het luchtgordijn weer in de
afkoelbeveiliging tot de ingestelde temperatuur bereikt is (hier 15 °C).
LUCHTGORDIJNEN
REGELINGEN - voor uitvoering 42 en 32