-
Spoel de regulator door.
-
Controleer de afdichting en vervang deze zo nodig.
-
Zorg ervoor dat de buis volledig in de fitting is gestoken.
-
Controleer de hulzen, indien nodig, vervang ze.
-
Draai de moer van de knelfitting weer vast.
Draai afsluiters altijd GRADELIJK. Draai een fitting NOOIT onder gasdruk opnieuw vast.
4. GEBRUIK
4.1 Gebruik
-
Controleer of het handwiel van de regelaar (3) los zit (tegen de wijzers van de klok in) en of
het stroomopwaartse circuit van de klep gesloten is.
-
Open de cilinderklep
-
Lees de druk af op de manometer (1).
-
Draai het handwiel met de wijzers van de klok mee totdat u weerstand begint te voelen. Ga
dan door tot u de gewenste werkdruk hebt bereikt.
-
Nu is de regelaar klaar om de werkdruk te regelen.
-
Lees de uitlaatdruk af op de lage drukmeter (2).
-
Open de uitlaatklep.
-
Pas zo nodig de uitlaatdruk aan.
-
Om de gasstroom te stoppen, sluit u de cilinderafsluiter of de afsluiter stroomopwaarts van
de regelaar.
4.2 Na gebruik
Als de regulator niet meer gebruikt wordt.
-
Sluit de cilinderklep.
-
Verlaag de druk bij de uitlaat.
-
Draai het handwiel van de regelaar (3) los.
-
Sluit de stroomopwaartse afsluiter van de regelaar.
Bedieningshandleiding OP250-v0-NL pagina 8/14