4.
Gebruik de volgende procedures afhankelijk van
welke ledlamp geïnstalleerd is op uw machine.
A.
Ledlamp van bedieningspaneel
i.
De ledlamp
terwijl de sensor gekalibreerd wordt.
ii.
Wanneer de ledlamp uitgaat en de
sensor één keer piept, is de sensor
gekalibreerd.
iii.
Draai het contactsleuteltje op U
Figuur 11
1. Ledlamp
B.
Ledlamp van InfoCenter
i.
Het InfoCenter toont melding 195,
Hellingsensor wordt gekalibreerd.
Opmerking:
de bovenkant van het scherm
(Figuur
gekalibreerd wordt.
ii.
Wanneer het InfoCenter melding 196,
Hellingsensor gekalibreerd, toont,
het lampje niet langer knippert en
het alarm één keer piept, draait u het
contactsleuteltje op U
(Figuur
(Figuur
11) knippert
(Figuur
12)
De ledlamp aan
12) knippert terwijl de sensor
.
IT
11):
.
IT
1. Ledlamp van InfoCenter
5.
Maak de kalibratieconnectoren los en monteer
de plug op de connectoren
g321269
1. Kalibratieconnectoren
7
Figuur 12
(Figuur
13).
Figuur 13
2. Plug
g321268
g315597