INSTALLATIE
Voor optimale transfer efficiency mag de druk niet hoger
zijn dan noodzakelijk is voor de verstuiving van het
materiaal dat wordt gespoten.
1.
Sluit het pistool aan op een schone vocht- en
olievrije luchttoevoer met een geleidende slang met
binnendiameter van minstens 8 mm.
OPMERKING
Afhankelijk van de lengte van de slang kan een
slang met een grotere binnendiameter nodig zijn.
Monteer een luchtdrukmeter op de handgreep van
het pistool. Druk de trekker van het pistool in en stel
de drukregeling in op 2,0 bar. De druk mag niet
hoger zijn dan noodzakelijk is voor de verstuiving
van het materiaal dat wordt gespoten. Bij een te
hoge druk zal te veel materiaal worden gespoten en
de transfer efficiency verminderen.
OPMERKING
Als snelkoppelingen worden vereist, mag u
uitsluitend snelkoppelingen voor hoge
luchtstromingen gebruiken die zijn goedgekeurd
voor HVLP-spuitpistolen. Andere types zorgen niet
voor voldoende luchtstroming om het pistool goed
te kunnen gebruiken.
OPMERKING
Bij gebruik van een luchtregelklep op de inlaat van
het pistool moet de digitale manometer (DGIPRO-
502-BAR) worden gebruikt. Bij luchtregelkleppen
van een aantal andere merken kan de druk
aanmerkelijk dalen waardoor de spuitresultaten
kunnen verslechteren. De DGIPRO digitale
manometer heeft een minimale drukdaling, hetgeen
belangrijk is.
2.
Plaats het filter (60) op de
opening van de bovenbeker.
Zorg dat het filter er goed wordt
ingedrukt, zodat deze niet uit de
beker steekt.
3.
Bevestig de bovenbeker aan
de materiaalinlaat.
OPMERKING
Voordat u het pistool gaat gebruiken, moet u dit
spoelen met een oplosmiddel om ervoor te zorgen
dat de doorgangen schoon zijn.
GEBRUIK
1.
Meng het coatingmateriaal volgens de instructies
van de fabrikant en zeef het.
2.
Vul de beker tot maximaal 20 mm vanaf de
bovenkant. NIET TE VOL VULLEN.
3.
Bevestig het bekerdeksel.
4.
Draai de knop voor de vloeistofafstelling (18) naar
rechts om te voorkomen dat de naald verschuift.
5.
Draai de regelknop van de straalregelaar (23)
helemaal open door deze naar rechts te draaien.
6.
Stel de gewenste inlaatluchtdruk in.
7.
Draai de knop voor de vloeistofafstelling (18) naar
links totdat de eerste draad zichtbaar wordt.
8.
Test de sproeistraal. Als de coatinglaag te droog is,
verminder dan de luchtstroom door de inlaatdruk te
verlagen.
9.
Als de coatinglaag te nat is, verminder dan de
vloeistofstroming door de knop voor de
vloeistofafstelling (18) naar rechts te draaien. Als de
verstuiving te grof is, verhoog dan de
inlaatluchtdruk. Als de verstuiving te fijn is, verlaag
dan de inlaatluchtdruk.
10. De grootte van het spuitpatroon kan worden
verkleind door knop van de straalregelaar (23) naar
rechts te draaien.
11. Houd het pistool loodrecht ten opzichte van het te
spuiten oppervlak. Door het pistool in een boog te
bewegen of te kantelen, zal het coatingmateriaal
ongelijkmatig worden opgebracht.
12. De aanbevolen spuitafstand is 150-200 mm.
13. Spuit eerst de randen. Overlap elke streek met
minstens 75%. Beweeg het pistool met een
constante snelheid.
14. Zet altijd de luchttoevoer af en laat altijd de
luchtdruk af als u het pistool niet gebruikt.
PREVENTIEF ONDERHOUD EN
REINIGING
Om de luchtkap en de sproeier te reinigen, moet u de
buitenkant afborstelen met een stijve borstel. Als de
openingen in de kap moeten worden gereinigd, gebruik
dan indien nodig een strootje of een tandenstoker. Als
metaaldraad of een hard instrument gebruikt, moet u
zeer voorzichtig te werk gaan om te voorkomen dat er
krassen of bramen op de openingen komen, waardoor
een onregelmatig spuitpatroon kan ontstaan.
Om de doorgangen te reinigen, moet u overgebleven
materiaal uit de beker verwijderen en deze vervolgens
doorspoelen met een schoonmaakmiddel voor
spuitpistolen. Veeg de buitenkant van het pistool af met
een vochtige doek. Dompel het spuitpistool nooit volledig
in een oplos- of schoonmaakmiddel omdat dit een
ongunstige werking op het smeermiddel en de
levensduur van het spuitpistool heeft.
Als u de sproeier en de vloeistofnaald vervangt, moet u
deze tegelijkertijd vervangen. Gebruik van versleten
onderdelen kan leiden tot vloeistoflekkage. Zie blz.13,
tabel 2. Vervang hierbij tevens de naaldpakking. Draai de
sproeier vast met een torsie van 9-11 Nm. Niet te vast
schroeven.
Om schade aan de sproeier (8) of de vloeistofnaald
(15) te voorkomen, moet u 1) de trekker indrukken en
ingedrukt houden terwijl u de sproeier vast- of
losdraait, of 2) de knop voor de vloeistofafstelling
(18) verwijderen om de veerdruk op de ring van de
naald op te heffen.
BELANGRIJK – de bovenbeker is vervaardigd van
speciaal antistatisch materiaal, maar u moet toch
voorkomen dat statische elektriciteit ontstaat. U mag
de beker niet reinigen of schoon wrijven met een
droge doek of een stuk papier. Wrijven kan statische
elektriciteit veroorzaken. Indien deze wordt ontlaad
naar een geaard voorwerp, kan een vonk ontstaan en
kunnen oplosmiddeldampen tot ontbranding komen.
Gebruik uitsluitend een vochtige lap of antistatische
doekjes als de beker met de hand moet worden
gereinigd in een risicovolle omgeving.
8
OPMERKING
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
© 2010 ITW Finishing Systems and Products