Fout
Fout omschrijving
Naam
Overstroom detectie tijdens
deceleratie.
(Over-current during
deceleration)
Overstroom detectie tijdens
constant toerental.
(Over-current during steady
state operation)
Externe fout (External Fault)
Interne EEPROM kan niet
geprogrammeerd worden.
Interne EEPROM kan niet
geprogrammeerd worden.
Interne EEPROM kan niet
gelezen worden.
Interne EEPROM kan niet
gelezen worden.
U-fase fout
V-fase fout
W-fase fout
Over- of Onderspanning
Stroom sensor fout
Aardfout (Ground fault)
Auto accel/decel fout
Communicatie fout
(Communication Error)
Software beveiligingsfout
Analoog signaal fout
PID terugkoppeling signaal
fout
Fase fout (Phase Loss)
Auto Tuning Fout
Pagina 33 van 33
Mogelijke oorzaken/oplossingen
1. Kortsluiting aan de motoraansluiting: Controleer de bekabeling op
mogelijke beschadigingen.
2. Deceleratietijd te kort, verhoog deze.
3. De regelaar is te klein, vervang deze voor een groter type.
1. Kortsluiting aan de motoraansluiting: Controleer de bekabeling op
mogelijke beschadigingen.
2. Plotselinge verhoging van de belasting op de motor..
3. De regelaar is te klein, vervang deze voor een groter type.
1. Als een multifunctionele ingang (MI3-MI9) is geprogrammeerd als een
externe fout ingang, en deze ingang wordt hoog, dan zal de regelaar
stoppen.
2. Geef een RESET commando nadat de externe fout ingang weer laag
is.
Stuur de regelaar terug naar de leverancier.
Stuur de regelaar terug naar de leverancier.
Druk de RESET knop om alle parameters terug te zetten naar de
1.
fabrieksinstellingen.
Stuur de regelaar terug naar de leverancier.
2.
Druk de RESET knop om alle parameters terug te zetten naar de
1.
fabbrieksinstellingen
Stuur de regelaar terug naar de leverancier.
2.
Stuur de regelaar terug naar de leverancier.
Als (een van) de uitgangen is kortgesloten naar aarde en de
kortsluitstroom is meer dan 50% van de nominaalstroom. De
uitgangsmodule kan hierdoor beschadigd worden.
Opm.: De Aardsluitingsbeveiliging is om de regelaar te beschermen,
deze is niet voor persoonsbeveiliging!
1. Controleer of de vermogenseindtrap (IGBT) beschadigd is.
2. Controleer de bekabeling op mogelijke beschadigingen.
1. Controleer of de motor geschikt is voor een frequentieregelaar.
2. Controleer of de regeneratieve energie niet te groot is.
3. Belasting kan plotseling zijn gewijzigd.
1. Controleer de RS485 aansluiting tussen de regelaar en de master op
losse draden of verkeerde aansluiting.
2. Controleer of het protocol, adres, baudrate etc. goed zijn ingesteld.
3. Gebruik de juiste de geode checksumberekening.
4. Kijk in de groep 9 parameters voor alle instellingen.
Stuur de regelaar terug naar de leverancier.
Controleer de bedrading op de ACI-ingang
1. Controleer de parameter instellingen (Pr.10-01) en de AVI/ACI
bedrading.
2. Controleer op een fout tussen de systeemresponstijd en de detectietijd
voor het PID terugkoppelsignaal (Pr.10-08)
Controleer of alle 3 inkomende fases spanning hebben en of de
aansluitschroeven goed aangedraaid zijn.
1. Controleer de bekabeling tussen de regelaar en de motor.
2. Herhaal de auto-tuning procedure.