Uitgang Ventiel:
De ventiel uitgang wordt gebruikt bij de variantes 3 en 4 (met tussentank)om
drinkwater bij te voegen.
Bij variante 5 en 6 wordt de laadpomp gebruikt om de tusssentank te vullen en
wordt het ventiel gebruikt om drinkwater in deze tank te voegen.
Bij variante 1 en 2 wordt als extra zekerheid het ventiel opengestuurd als de
pompen 30 seconden drooglopen.
Uitgang kogelkraan:
De kogelkraan uitgang word bij variantes 1 en 2, (zonder tussentank) gebruikt
om om te schakelen tussen drinkwater en regenwater.
Gelijkertijd wordt de LED, Drinkwater AAN aangestuurd
Pomp(en):
Inschakelen bij bereiken van
Druckmin, of debietsensor.
2-pomps systeem
Afwisselend inschakelen van de pompen en cascadewerking (bijschakelen 2e pomp)
als de druk niet stijgt binnen de 10 seconden.
Uitschakelen:
Uitschakeldruk bereikt of nuldebiet bereikt van beide debietsensoren. Indien
één van beide voorwaarden voldaan schakelen de pompen uit na een
uitschakelvertraging van 5 sec.
Laadpomp:
Er kan steeds gewerkt worden met een laadpomp indien dit nodig blijkt.Variante
3+4 und 5+6: Einschalten Pegel kleiner/gleich Minimum Zwischenbehälter und kein
Fehler Messwertgeber.
Ausschalten: Pegel Max erreicht oder Menüaufruf oder Fehler Messwertgeber.
Variante 1+2: Ein, wenn eine oder beide Pumpen eingeschaltet sind.
Debietsensoren
De debietsensor heeft volgende functies
Der Flußsensor hat drei Aufgaben:
1. Droogloop herkenning
2. Veelvuldig starten/stoppen verhinderen bij lage waterafname
3. Starten van de pompen
4. Uitschakelen van één van de pompen bij 2-pomps groepen
Droogloopbeveiliging dmv debietsensoren
> Droogloop: De pomp loopt langer dan 8s zonder de uitschakeldruk te
bereiken en zonder debiet gemeten door debietmeter
Overloopsensoren
Dient ingesteld te worden, maar dient dan uitgevoerd te worden met extra
niveaumeting
Aansluiten van de pompen en de laadpomp en of ventiel(230V)
De pompen worden op de betreffende uitgangen aangesloten(zie klemmenstrook)
De Laadpomp en/of de magneetklep worden aangesloten op de Ladepumpe/ventiel
uitgang
8