Toevoer van
verbrandingslucht
Verbrandingslucht kan rechtstreeks met een slang
van buiten worden aangevoerd, of indirect via een
ventilatiegat in de buitenwand van het vertrek
waar de kachel wordt geplaatst. De hoeveelheid
verbrandingslucht die voor verbranding gebruikt wordt,
is ongeveer 25 m
/u.
3
Rechts is een aantal plaatsingsmogelijkheden afgebeeld.
Bepaalde modellen, nl. C54 en C54T, zijn voorzien
van een uitstoter om in het geval dat de lucht vanuit
een wand aan de achterzijde wordt aangevoerd, de
aanvoerslang te kunnen plaatsen; zie de onderstaande
afbeelding.
De luchtaansluiting op de kachel heeft een
buitendiameter van Ø64 mm.
In warme omgevingen moet de slang worden geïsoleerd
met 30 mm steenwol, bedekt met een vochtwerend
middel (plastic). Het is belangrijk de inlaat tussen de pijp
en de wand (of de vloer) goed af te dichten met behulp
van voegpasta. Wanneer de leiding langer is dan 1 m
moet de pijp verbreed worden tot een diameter van 100
mm en moet een overeenkomstig groter ventilatiegat
worden gekozen.
Als accessoire is een 1 m lang stuk condensgeïsoleerd
buismateriaal voor verbrandingslucht verkrijgbaar.
Mantel voor
C51, C52, C52T en 53
Buismateriaal is verkrijgbaar voor het afdekken van de
buitenluchtpijp (accessoire). Dit materiaal kan worden
aangebracht na het plaatsen van de kachel.
Uitstoter op de C54 en C54T
Om de verbrandingsluchtslang te plaatsen wordt de
uitstoter in de grondplaat met een hamer naar buiten
getikt; denk eraan de vloer te beschermen.
VERBRANDINGSLUCHT
HK
HK
HK
HK
137
NL
137