A - DAGELIJKS OF OM DE 10 WERKUREN
A1 – OLIEPEIL VERBRANDINGSMOTOR
De heftruck op een horizontaal stuk grond zetten, de motor uitzetten en wachten tot
de olie in het carter is gezakt.
- De motorkap openen.
- Peilstok 1 verwijderen.
- De peilstok schoonvegen en het peil controleren tussen de twee merktekens.
- Zo nodig olie bijvullen (zie: 3 - ONDERHOUD: SMEERMIDDELEN EN BRANDSTOF)
via het vulgat 2.
- Visueel controleren of en geen olie lekkages of doorsijpelingen zijn op de
verbrandingsmotor.
A2 – PEIL VAN DE KOELVLOEISTOF
De heftruck op een horizontaal stuk grond zetten, de motor uitzetten en wachten tot
hij is afgekoeld.
Om risico's voor spatten en verbrandingen te voorkomen, moet u wachten tot de verbrandingsmotor is afgekoeld
voordat u de vuldop van het koelcircuit eraf haalt.
Indien de koelvloeistof heet is, alleen warme vloeistof toevoegen (80 °C).
In geval van nood is het mogelijk om water te gebruiken als koelvloeistof, het koelcircuit moet vervolgens zo snel
mogelijk worden geleegd (zie: 3 - ONDERHOUD: F1 - KOELVLOEISTOF).
- De motorkap openen.
- Het vloeistofpeil moet zich tot aan het midden van het expansievat 1 bevinden.
- Zo nodig koelvloeistof toevoegen (zie: 3 - ONDERHOUD: SMEERMIDDELEN EN
BRANDSTOF) via vulopening 2.
- Visueel controleren of er geen lekkages zijn op de radiator en de leidingen.
A3 – PEIL VAN DE BRANDSTOF
Ervoor zorgen dat, voor zover mogelijk, de brandstoftank altijd vol is om de door de
weersomstandigheden veroorzaakte condensatie zoveel mogelijk te beperken.
Tijdens het vullen niet roken of een vlam in de buurt brengen als de tank open is.
- Controleer de meter op het dashboard.
- Vul indien nodig dieselolie bij (zie: 3 - ONDERHOUD: SMEERMIDDELEN EN BRANDSTOF).
- Open de vulklep voor de brandstof met de contactsleutel.
- Dop 1 verwijderen.
- Vul schone en gefilterde diesel in de tank via de vulopening 2.
- De dop weer op zijn plawats brengen.
- Visueel controleren of er geen lekkages zijn op de tank en de leidingen.
A4 – RIEM ALTERNATOR/VENTILATOR/KRUKAS
- De motorkap openen.
- De staat van de riem op slijtagesporen of barstjes controleren en de riem zo nodig
vervangen (zie: 3 - ONDERHOUD: FILTERELEMENTEN EN DRIJFRIEMEN).
BELANGRIJK
BELANGRIJK
Nooit de tank vullen als de motor draait.
CONTROLEREN
CONTROLEREN
CONTROLEREN
CONTROLEREN
3 - 10
2
1
2
1
1
2