Apparaat inschakelen
Nadat het apparaat, zoals in het hoofdstuk montage en in
gebruik nemen is beschreven, klaar voor gebruik is opgesteld
kan het worden ingeschakeld.
Info
Het apparaat schakelt pas in als de ruimtetemperatuur
beneden de op de ruimtethermostaat ingestelde
temperatuur ligt.
Vermogensniveau instellen
1. De draaischakelaar vermogen (9) naar het gewenste
niveau schakelen.
Ruimtethermostaat instellen
1. Stel de traploze draaischakelaar Ruimtethermostaat (8) in
op de gewenste temperatuur.
ð Is de ruimtethermostaat ingeschakeld, dan gaat het
bedrijfscontrolelampje (10) aan.
ð Na ca. 8 tot 10 min heeft het apparaat het ingestelde
vermogen bereikt.
Ga als volgt te werk voor het vinden van de ideale
thermostaatinstelling:
1. Draai de draaischakelaar Ruimtethermostaat (8) naar de
hoogste stand.
2. Zodra de gewenste temperatuur is bereikt, draait u de
draaischakelaar Ruimtethermostaat langzaam terug, tot
het bedrijfscontrolelampje (10) uit gaat.
ð Het apparaat zal nu automatisch het gewenste
temperatuurniveau handhaven.
Automatische temperatuurregeling via de ruimtethermostaat
(TRH 20 E / TRH 21 E / TRH 22 E en TRH 23 E):
• Bij het bereiken van de bedrijfstemperatuur van het
warmtemedium op vermogensniveau 2 en 3, verlaagt het
apparaat het vermogen naar niveau 1.
• Bij onderschrijden van de bedrijfstemperatuur van het
warmtemedium schakelt de verwarming automatisch weer
naar niveau 2 resp. niveau 3.
• Is vermogensniveau 1 ingesteld, wordt de
bedrijfstemperatuur van het warmtemedium niet
automatisch geregeld. Bij het bereiken van de gewenste
ruimtetemperatuur schakelt het apparaat volledig uit.
Automatische temperatuurregeling via de ruimtethermostaat
(TRH 24 E):
• Stel de traploze draaischakelaar Ruimtethermostaat (8) in
op een gewenste temperatuur.
De verwarming schakelt automatisch uit als de ingestelde
temperatuur is bereikt. Wordt de ingestelde temperatuur
onderschreden, dan schakelt de verwarming weer in.
• Bij het bereiken van de bedrijfstemperatuur van het
warmtemedium op niveau 3, verlaagt het apparaat het
vermogen naar niveau 2.
NL
• Bij onderschrijden van de bedrijfstemperatuur van het
warmtemedium schakelt de verwarming automatisch weer
naar niveau 3.
• Is verwarmingsniveau 1 of verwarmingsniveau 2 ingesteld,
wordt de bedrijfstemperatuur van het warmtemedium niet
automatisch geregeld. Bij het bereiken van de gewenste
ruimtetemperatuur schakelt het apparaat volledig uit.
Vorstbeschermingsfunctie
Het apparaat heeft een vorstbeschermingsfunctie die voorkomt
dat de ruimtetemperatuur tot onder de
vorstbeschermingstemperatuur daalt. Ga als volgt te werk om
de vorstbeschermingsfunctie te activeren:
1. De draaischakelaar vermogensniveau (9) naar niveau 1
schakelen.
2. Draai de draaischakelaar ruimtethermostaat (8) naar een
positie net boven -.
ð De vorstbeschermingsfunctie is geactiveerd.
Turboventilator inschakelen (TRH 22 E / TRH 23 E)
1. De tuimelschakelaar voor de ventilator (7) naar de stand I
schakelen.
ð Het lampje bij de tuimelschakelaar brandt.
ð De ventilator gaat draaien, als het apparaat verwarmt.
ð De ventilator schakelt uit als de ruimtethermostaat de
Buiten gebruik stellen
• Zet beide draaischakelaars (8, 9) in de stand 0 resp. -.
• De netstekker van het netsnoer uit het stopcontact trekken
door de stekker vast te pakken.
• Laat het apparaat volledig afkoelen.
• Reinig het apparaat volgens het hoofdstuk onderhoud.
• Het apparaat opslaan volgens het hoofdstuk transport en
opslag.
olieradiator TRH 20 E / TRH 21 E / TRH 22 E / TRH 23 E / TRH 24 E
verwarming uitschakelt.
Waarschuwing voor elektrische spanning
Raak de netstekker niet aan met vochtige of natte
handen.
11