Installatie
Deze sectie bevat informatie over het installeren van de
camera's.
Installatieomgeving
Tijdens het installeren van uw product moet u rekening
houden met het volgende:
Elektrische bedrading: wees voorzichtig bij de
•
installatie van de elektrische bedrading. Laat dit altijd
uitvoeren door een gekwalificeerde monteur. Gebruik
altijd een geschikte PoE-netwerkschakeleenheid, een
12 V DC of UL Klasse 2 of CE-gecertificeerde
voedingsbron voor de voeding van de camera. Zorg
ervoor dat er geen overbelasting optreedt bij de
voedingskabel of de adapter.
•
Ventilatie: de locatie waar de camera wordt
geïnstalleerd, moet goed geventileerd zijn.
Temperatuur: gebruik de camera niet indien de
•
opgegeven waarden voor temperatuur, vochtigheid of
voedingsbron worden overschreden. De
bedrijfstemperatuur van de camera zonder verwarming
ligt tussen de -30 en +60°C. De vochtigheid is lager dan
90%. Voor de buitencamera's met ingebouwde
verwarming is de bedrijfstemperatuur tussen de -40°C en
de 60°C
•
Vocht: stel de camera niet bloot aan regen of vocht, en
gebruik de camera niet in natte omgevingen. Schakel de
stroom onmiddellijk uit als de camera nat is en laat de
camera door een gekwalificeerde monteur nakijken. Door
vocht kan de camera beschadigd raken en kan het risico
op een elektrische schok ontstaan.
Installatiegids
3