4 Installatie
(a)
De apparatuur voldoet een de norm EN/IEC 61000-3-12
(Europese/internationale technische norm die de grenzen
vastlegt inzake harmonische stromen geproduceerd door
apparatuur aangesloten op openbare
laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en
≤75 A per fase).
(b)
Deze apparatuur voldoet aan de norm EN/IEC 61000-3-11
(Europese/internationale technische norm die de grenzen
vastlegt inzake spanningsveranderingen,
spanningsschommelingen en flikkeringen in openbare
laagspanningssystemen voor apparatuur met een nominale
stroom ≤75 A), op voorwaarde dat de systeemimpedantie
Z
kleiner dan of gelijk is aan Z
sys
tussen de voeding van de gebruiker en het openbare
systeem. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de
installateur of gebruiker van de apparatuur om ervoor te
zorgen, indien nodig in overleg met de
distributienetwerkbeheerder, dat de apparatuur alleen
wordt aangesloten op een voeding met een
systeemimpedantie Z
1 Sluit de voeding van de back-upverwarming aan. Voor *3V-
modellen wordt een 2-polige zekering gebruikt voor F1B. Voor
*9W-modellen wordt een 4-polige zekering gebruikt voor F1B.
2 Indien nodig, wijzig de aansluitingen op aansluitingspunten
X6M en X7M.
Type back-
Aansluitingen op de
upverwarming
voeding van de back-
upverwarming
F1B
3 kW 1~ 230 V
(*3V)
L N
L N
F1B
3 kW 1~ 230 V
(*9W)
L
L
N
N
6 kW 1~ 230 V
(*9W)
F1B
6 kW 3~ 230 V
(*9W)
L1 L2 L3
L1 L2 L3
F1B
6 kW 3N~ 400 V
(*9W)
L1 L2 L3
L1 L2 L3
9 kW 3N~ 400 V
(*9W)
3 Bevestig
de
kabel
kabelbinderbevestigingen.
Installatiehandleiding
10
op het interfacepunt
max
kleiner dan of gelijk aan Z
.
sys
max
Aansluitingen op de
aansluitklemmen
—
X6M
X7M
1 2 3 4
5
6 7 8
X6M
X7M
1 2 3 4
5
6 7 8
X6M
X7M
1 2 3 4
5
6 7 8
X6M
X7M
1 2 3 4
5
6 7 8
met
kabelbinders
op
4 Configureer de gebruikersinterface voor de desbetreffende
elektrische voeding. Zie
pagina 14.
Wanneer de back-upverwarming wordt aangesloten, bestaat de
kans dat fout wordt bekabeld. Om mogelijke foute bedradingen op te
sporen
wordt
geadviseerd
verwarmingselementen te meten. Afhankelijk van de verschillende
types
van
back-upverwarming
weerstandwaarden gemeten worden (zie onderstaande tabel). Meet
de weerstand ALTIJD op de schakelcontactklemmen K1M, K2M en
K5M.
3 kW
1~
230 V
K1M/1
K5M/13 52,9 Ω
K1M/3
∞
K1M/5
∞
K1M/3
K1M/5
26,5 Ω
K2M/1
K5M/13 ∞
K2M/3
∞
K2M/5
∞
K2M/3
K2M/5
52,9 Ω
K1M/5
K2M/1
∞
Voorbeeld van de meting van de weerstand tussen K1M/1 en
K5M/13:
K1M
1 3 5 13
2 4 6 14
Ω
Ω
K5M
1 3 5 13
2 4 6 14
4.5.5
De gebruikersinterface aansluiten
▪ Als u 1 gebruikersinterface gebruikt, kunt u deze installeren bij de
binnenunit (voor bediening dichtbij de binnenunit), of in de ruimte
(indien gebruikt als kamerthermostaat).
▪ Als u 2 gebruikersinterfaces gebruikt, kunt u 1 gebruikersinterface
installeren bij de binnenunit (voor bediening dichtbij de
binnenunit), + 1 gebruikersinterface in de ruimte (gebruikt als
kamerthermostaat).
De procedure verschilt een beetje naargelang waar u de
gebruikersinterface installeert.
de
"5.2.2 Snelle wizard: Standaard" op
de
weerstand
van
moeten
de
volgende
6 kW
6 kW
6 kW
9 kW
1~
3~
3N~
3N~
230 V
230 V
400 V
400 V
52,9 Ω
52,9 Ω
∞
∞
∞
∞
105,8 Ω 105,8 Ω
∞
∞
105,8 Ω 105,8 Ω
26,5 Ω
26,5 Ω
105,8 Ω 105,8 Ω
26,5 Ω
26,5 Ω
∞
∞
∞
∞
52,9 Ω
52,9 Ω
∞
∞
52,9 Ω
52,9 Ω
52,9 Ω
52,9 Ω
52,9 Ω
52,9 Ω
∞
∞
∞
∞
K2M
K2M
1 3 5 13
2 4 6 14
RHBH/X04~16CB
ROTEX HPSU lage-temperatuur Bi-Bloc
4P384978-1B – 2017.04
de