VOORZICHTIG
!
Beknellingsgevaar en/of materiële schade
Tussen de ABS-besturingseenheid en het frame
zit ruimte. Bij bv. volledige uitslag van het stuur
kunnen lichaamsdelen en/of onderdelen bekneld
raken. Dit kan leiden tot letsel of materiële
schade.
Houd geen lichaamsdelen of onderdelen als
remleidingen en kabels tussen de ABS-
besturingseenheid en het frame.
Let er bij het bevestigen van accessoires aan
het stuur op, dat het stuur vanuit de
middenstand naar beide zijden over ten minste
60° vrij moet kunnen bewegen. Een vrije
ruimte van 25 mm kan voorkomen dat vingers
bekneld raken. Zo nodig moeten
stuurbegrenzers worden toegepast.
3.4.6.1 Tijdens het rijden
Het ABS-controlelampje brandt na het opstarten
van het systeem en dooft na het wegrijden bij ca.
5 km/h (zie paragraaf 6.8.1)
Pas uw rijstijl aan aan de betreffende
omgevingsomstandigheden en uw persoonlijke
rijvaardigheid.
Bedenk altijd, dat het ABS de remweg kan
verlengen.
Verminder snelheid op gladde ondergronden.
Rem tijdig en gedoseerd.
Aanwijzing
Het ABS-controlelampje kan gaan branden
wanneer onder extreme rijomstandigheden de
toerentallen van het voorwiel en het achterwiel
sterk van elkaar afwijken, bv. bij rijden op het
achterwiel of wanneer het wiel ongewoon lang
zonder contact met de ondergrond draait
(montagestandaard). Daarbij wordt het ABS
uitgeschakeld.
MY24H0a - 46_1.0_29.01.2024
3.4.6.2 ABS reactiveren
1 Stop de pedelec om het ABS weer in te
schakelen.
2 Schakel de pedelec uit.
3 Schakel de pedelec in.
Gebruik
88