2. Instellingen
2.1 Instellingen van de aanwijzing
2.2 Instellingen van het interface
5
Parameter-groep kiezen
In het hoofdmenu de regel Instellingen kiezen. Dit
wordt zichtbaar als de keuze geheel naar boven
wordt geschoven. In de menu instellingen met
en
op de lijn met de gewenste groep plaatsen
en met
de bijbehorende parameterbladzijde
oproepen.
Keuze van de parameters
Met de
en
toetsen op de te wijzigen
parameter plaatsen en de
waarde begint te knipperen. De mogelijke functie's
van het bedieningsmenu wijzigen zich.
Wijzigen van de parameters
De parameter kan met de
gewenste waarde worden ingesteld. Na het
indrukken van de
overgenomen en stopt met knipperen. Het
bedieningsmenu wordt teruggewijzigd. Dezelfde
procedure voor verdere parameters herhalen.
Display 2
Voorkeursbladzijde resp. roteren zijn eigen-
schappen van de klantenspecifieke meetwaarde
aanwijzing (zie blz. 8). De auto-schalering past de
aanwijzing aan de meetwaarde aan. Bij kleine
uitsturing wordt daardoor meer, maar evt. niet
meer signifikante cijfers aangewezen.
Modbus-Parameters instellen
Volgens de methode beschreven in 2.1 kan
het instrumentenadres en de baudrate worden
ingesteld.
Let op: Alle instrumenten die aan de Modbus zijn
aangesloten moeten dezelfde baudrate hebben.
toets indrukken. De
en
toetsen op de
toets wordt de waarde