Effect: selecteert het type effect dat moet worden toegepast wanneer het fotogebied
wordt gemaakt.
None (Geen): er wordt geen effect gebruikt.
Slide (Schuiven): het fotogebied wordt gemaakt terwijl het beweegt.
Block (Blok): het fotogebied wordt gemaakt met blokken.
Fade In (Infaden): het fotogebied infaden terwijl het wordt gemaakt.
Effect Speed (Effectsnelheid): past de snelheid aan van een effect dat wordt gemaakt.
Effect Direction (Richting effect): stelt de richting in wanneer het effect Slide (Schuiven)
is geselecteerd.
Effect Size (Grootte effect): stelt de grootte van de blokken in wanneer het effect Block
(Blok) is geselecteerd.
Movie (Film)
Deze functie wordt gebruikt om schermen te configureren met filmbestanden en bestaat uit de
functies Area (Gebied), Screen (Scherm), Background (Achtergrond), Effect. Met de functie
Area (Gebied) kunt u instellen op welke positie de film wordt afgespeeld en wanneer en hoe
lang de film wordt weergegeven. Met de functie Screen (Scherm) kunt u het filmbestand
selecteren en instellen hoe het moet worden afgespeeld. Met de functie Background
(Achtergrond) kunt u de achtergrondafbeelding en -muziek instellen wanneer de film wordt
weergegeven. Met de functie Effect kunt u het effect instellen dat moet worden gebruikt
wanneer de achtergrond verandert.