NETHERLANDS
100 % van de eindwaarde op de
schaal worden geregeld.
Bij ∆p
≥ ingestelde waarde: contact
ist
gesloten,
bij ∆p
< ingestelde waarde: Contact
ist
open.
4.1.3 Drukverschil-contact-
manometer DDM (figuur 3)
De drukverschil-contactmanometer is
een driepuntsregelaar voor het meten
van drukverschillen en kan 2 schakel-
signalen uitsturen. Ze geven aan in
welk bereik het drukverschil zich
bevindt. De omschakelpunten zijn aan
de drukverschilcontactmanometer in-
stelbaar. De stoter van het membraan
bedient twee verschillend geplaatste
microschakelaars voor hogere en
lagere toerentalbereiken. De beide
schakelaars zijn als maakcontacten
uitgevoerd.
Aan de linkerknop van de druk-
verschilcontactmanometer (figuur 3,
pos.1) wordt de schakeldrempel ∆p
voor het schakelen in hogere toeren-
talbereiken ingesteld.
Als ∆p
< ∆p
ist
contact I, IV gesloten.
Aan de rechterknop (figuur 3, pos.2)
wordt de schakeldrempel ∆p
het schakelen in lagere toerentalberei-
ken ingesteld.
Als ∆p
> ∆p
ist
contact I, II gesloten.
∆p
< ∆p
< ∆p
min
ist
ten geopend.
16
, dan wordt het
min
max
, dan wordt het
max
: beide contac-
max
gele vlag
4.1.4 Drukverschiltransmitter
DDG (Fig. 4/5)
De drukverschiltransmitter wordt als
signaalgever voor de WILO-regeltoe-
stellen gebruikt (traploze toerental-
regeling). De bewegingsuitslag van de
membraanstoter wordt via een meet-
waardeomzetter geregistreerd en in
elektrische signalen omgezet.
De elektrische bedrading moet als
volgt worden aangesloten:
+ 20 ... 30 V =
Massa I
4 ... 20 mA
Indien het nulpunt onjuist gesitueerd is
min
(merkbaar aan een „Life-Zero"-mel-
ding bij enkele schakelkasten en regel-
toestellen, bijv. CR-systeem), kan men
het nulpunt afstellen.
– Drukverschil = 0 (event. drukmeet-
lijnen afschroeven),
voor
– Meting van de spanning aan de
pennen (figuur 4, pos.2),
– Spanning met potentiometer (figuur
4, pos.3) op 0 V instellen.
Voor de drukverschiltransmitter is bij
kabellengten die langer zijn dan 250 m
Adernr.
I
II
IV
Klemmen in de DDG
(figuur. 4, pos. 1)
3
2
A
1
2
3
Adernr.
3
2
1