ENKELE INSTALLATIEMOGELIJKHEDEN
De vaatwasser is bestemd voor vrijstaande installatie, maar kan
ook onder een werkblad worden geplaatst. Controleer of er een
luchtopening is van 3 mm rond de vaatwasser.
STEL DE HOOGTE AF EN SCHUIF DE
VAATWASSER OP DE JUISTE PLEK
Vrijstaand
1 Zorg voor een stevige ondergrond waarop de vaatwasser
wordt geplaatst. Stel de hoogte van de vaatwasser af met behulp
van de vier stalen voetjes, zodat de vaatwasser waterpas staat.
De vaatwasser mag niet verder hellen dan 5 mm.
2 Zet de stalen voetjes vast met behulp van de borgmoeren.
3 Als de stalen voetjes goed gesteld zijn, draai dan de twee
rubberen voetjes vast tegen de vloer. De rubberen voetjes
voorkomen nu dat de machine omvalt.
Ingebouwd
1 Begin met het meten van de hoogte van de vloer tot de
onderkant van het werkblad.
2 Meet de hoogte vanaf de vloer tot aan de bovenrand van de
vaatwasser.
3 Stel alle voetjes: draai rechtsom om de vaatwasser hoger te
stellen en linksom voor lager.
4 Controleer dat er een luchtopening is van minimaal 3 mm
tussen de onderkant van het werkblad en de bovenkant van
de vaatwasser.
5 Draai de borgmoeren (borgmoer) op de achterste voetjes aan.
6 Schuif de vaatwasser op zijn plek.
22
Stalen voetjes
24 mm
Trek de afvoer- en toevoerslangen aan wanneer de machine
op zijn plek wordt geschoven.
Controleer de slangen op knikken en scherpe bochten en
controleer of er iets is dat de slangen kan beschadigen.
7 Stel de voorste voetjes definitief af (de vaatwasser mag niet
meer hellen dan 5 mm) en draai de borgmoeren vast.
8 Als de stalen voetjes goed gesteld zijn, draai dan de twee
rubberen voetjes vast tegen de vloer. De rubberen voetjes
voorkomen nu dat de machine omvalt.
AFVOERAANSLUITING
Wanneer de afvoerslang wordt aangesloten op een aansluitnippel
op de sifon van de gootsteen (zie afbeelding 1), zorg er dan voor
dat de slang wordt bevestigd op dezelfde hoogte als de onderkant
van de gootsteen. Anders kan er afwaswater uit de gootsteen in
de vaatwasser lopen. De afvoerslang wordt in de kegelvormige
aansluitleiding op de sifon van de gootsteen gestoken. De
kegelvormige leiding moet een inwendige diameter hebben van
minimaal 14 mm. Voor andere aansluitalternatieven, zie de
afbeeldingen 2 en 3.
De afvoerslang mag worden uitgeschoven tot maximaal 3 m (de
totale lengte van de afvoerslang mag niet meer zijn dan 4,5 m).
Eventuele koppelingen en aansluitbuizen moeten een
binnendiameter hebben van minimaal 14 mm. Idealiter moet de
afvoerslang echter worden vervangen door een nieuwe slang
zonder koppelingen.
Geen enkel onderdeel van de afvoerslang mag meer dan 950 mm
boven de onderkant van de vaatwasser uitkomen. De slang mag
niet direct naar een afvoerput of iets dergelijks geleid worden. In
dat geval kan de slang als een sifon fungeren en de vaatwasser
legen.