Voorzorgsmaatregelen vóór gebruik
Voorzorgsmaatregelen tijdens transport
f Als u de projector heeft aangeschaft met de standaardzoomlens, verwijder dan vóór gebruik de lenshoes en
bewaar deze voor later gebruik. Wanneer de projector vervoerd wordt, dient de lens in de beginstand te worden
gezet en de lenshoes te worden aangebracht.
Als u de projector heeft aangeschaft met de lens apart verkocht, verwijder dan vóór gebruik de dop van het
lensgat en bewaar deze voor later gebruik. Wanneer de projector vervoerd wordt, dient de lens in de beginstand
te worden gezet, de projectorlens te worden verwijderd en de dop van het lensgat te worden aangebracht.
Raadpleeg "Setting the lens position" (x Gebruiksaanwijzing – Functiehandleiding pagina 63) voor de stappen
om de lens in de beginstand te zetten.
f Houd de projector tijdens het transport stevig vast aan de onderkant en vermijd overmatige trillingen en stoten.
Hierdoor kunnen onderdelen aan de binnenkant van de projector beschadigd of defect raken.
f Transporteer de projector niet als de verstelbare pootjes zijn uitgeschoven. Hierdoor kunnen de verstelbare
pootjes beschadigd raken.
Voorzorgsmaatregelen tijdens installatie
rZorg na het bevestigen van de projectielens dat de lensmontagekap gemonteerd
wordt.
Anders hoopt zich aan de binnenkant stof op die voor storingen kan zorgen.
rInstalleer de projector niet buiten.
De projector is alleen gemaakt voor toepassingen binnenshuis.
rInstalleer de projector niet op de volgende locaties:
f Locaties waar trillingen en stoten gangbaar zijn, zoals in een auto of voertuig: Hierdoor kunnen onderdelen aan
de binnenkant van de projector beschadigd of defect raken.
f Locaties in de buurt van de zee of waar bijtende gassen kunnen ontstaan: De projector kan omvallen als gevolg
van corrosie. Hierdoor kunnen ook de onderdelen minder lang meegaan en tot storingen leiden.
f In de buurt van de afvoer van een luchtconditioner: Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden kan de kwaliteit
van de beeldweergave fluctueren als gevolg van de warme lucht uit de afvoer of de verwarmde of gekoelde
lucht. Zorg dat de afvoer van de projector of van andere apparatuur, of de lucht van de airconditioner niet
richting de voorkant van de projector blaast.
f Locaties met scherpe temperatuurschommelingen, zoals in de buurt van verlichting (studiolampen): Dit kan de
gebruiksduur van de lamp doen verkorten, of resulteren in vervorming van de projectorbehuizing vanwege de
hitte, wat tot storingen kan leiden.
De omgevingstemperatuur van de projector dient tussen 0 °C (32 °F) en 45 °C (113 °F) te zijn wanneer de
projector gebruikt wordt op hoogtes lager dan 1 400 m (4 593') boven zeeniveau, en tussen 0 °C (32 °F) en
40 °C (104 °F) wanneer de projector gebruikt wordt op grote hoogtes (tussen 1 400 m (4 593') en 2 700 m
(8 858') boven zeeniveau).
f Vlakbij hoogspanningskabels of motoren: Deze kunnen de werking van de projector verstoren.
f Locaties waar ook krachtige laserapparatuur staat: Het richten van een laserstraal op het lensoppervlak
veroorzaakt schade aan de elektronische onderdelen van de DLP.
12 - NEDERLANDS
Voorzorgsmaatregelen vóór gebruik
Lenshoes
Dop voor lensgat