Download Print deze pagina

Wat Te Doen Bij Brand - ADEMCO 5808EU Installatie-Instructies

Advertenties

Figuur 4.
Aanbevolen plaats voor rookdetector in
kamers met schuin plafond (puntdak,
gebroken dak e.d.)
Plaatsen waar GEEN rookdetectoren aangebracht dienen
te worden
• In of bij gebieden waar gewoonlijk verbrandingsproducten
in de vorm van fijne deeltjes aanwezig zijn, bijv. keuken; in
garages waar dergelijke deeltjes uit de uitlaat van
voertuigen komen; bij ovens, warmwater-toestellen
(geisers) of ruimteverwarming op gas. Detectoren dienen
geïnstalleerd te worden op minstens 6 m afstand van
keukens en andere gebieden waar zich gewoonlijk fijne
verbrandingsdeeltjes bevinden.
• Aan het plafond in vertrekken naast keukens waar geen
bovenlicht tussen de betreffende keuken en het
betreffende vertrek aanwezig is. Breng in plaats daarvan
de rookdetector op zo groot mogelijke afstand op een
binnenmuur aan (Zie Figuur 5). Zorg dat geen
rookdetectoren op minder dan 10 cm afstand van het
plafond of hoek, of op meer dan 16 cm van het plafond,
geïnstalleerd worden.
Figuur 5.
Aanbevolen plaatsen voor rookdetectoren en
brandsirenes waarbij luchtstromen met fijn
verdeelde verbrandingsproducten
(roetdeeltjes) vermeden worden.
• In nevelige of erg klamme gebieden of bij badkamers met
douches. Het vocht in lucht met hoge relatieve vochtigheid
kan in de vorm van waterdamp binnendringen in de
detectiekamer van de sensor, daar afkoelen en
condenseren tot druppeltjes die een vals alarm zullen
veroorzaken. Breng detectoren op minstens 1,5 meter
afstand van badkamers aan.
• In zeer koude of warme kamers of andere ruimtes. Bedrijfs-
temperatuur van de rookdetectoren is +10 tot +38 °C.
• In stoffige, vuile, of met insecten vergeven gebieden. Stof
en vuil kan zich opeenhopen in de sensorkamer en de
sensor te kritisch (lees: gevoelig) maken, of de openingen
naar de sensorkamer blokkeren en verhinderen dat de
sensor rook detecteert.
27-8-2002 16:52 / RM
• Bij toevoeren van frisse lucht of afvoeren of bij buitensporig
tochtige gebieden. Luchtbehandelingtoestellen,
verwarmingstoestellen, ventilatoren, luchtinlaten en
afvoeren kunnen de rook wegvoeren van rookdetectoren,
waardoor de detectoren minder effectief werken.
• In ruimtes met stilstaande lucht bij het plafond aan de
bovenkant van een puntdak of de nok bij een schuin dak.
Stilstaande lucht kan verhinderen dat rook een detector
bereikt.
• Bij TL-armaturen. Plaats detectoren op minstens 3 meter
afstand van dergelijke verlichtingsarmaturen.

WAT TE DOEN BIJ BRAND

1. RAAK NIET IN PANIEK - ontsnappen kan afhankelijk zijn
van helder denken.
2. Ga het huis uit langs de geplande vluchtwegen als dat
mogelijk is. Stop niet om u aan te kleden of om iets op te
halen.
3. Open deuren voorzichtig, na gevoeld te hebben of ze heet
zijn. Als een deur heet is, deze niet openen - volg een
alternatieve vluchtweg.
4. Blijf dicht bij de vloer - rook en warme gassen stijgen op.
Haal adem door een (zo mogelijk, natte) doek, en haal
kort en ondiep adem.
5. Houd deuren en ramen gesloten tenzij het noodzakelijk is
om ze te openen om te kunnen vluchten.
6. Ga naar de vooraf afgesproken centrale
ontmoetingsplaats, onmiddelijk na het verlaten van het
brandende huis.
7. Bel buitenshuis zo spoedig mogelijk de plaatselijke
brandweer.
8. Ga nooit terug een brandend gebouw in.
Neem contact op met de plaatselijke brandweer voor nadere
informatie omtrent brandveiligheid. Deze kan u meer gedetail-
leerde informatie verschaffen met betrekking tot het zo goed
mogelijk brandgevaar-veilig maken van uw huis, en voor het
maken van een vluchtplan voor het geval dat er onverhoopt
brand mocht uitbreken.
Bepaal eerst de beste plaats voor de rookdetector; een plaats
die goede radiotransmissiewegen en goede rookdetectie
verschaft. VOORDAT DE DETECTOR PERMANENT
WORDT GEÏNSTALLEERD MOET EEN GOEDE
TRANSMISSIEWEG VANAF DE VOORGENOMEN
BEVESTIGINGSPLAATS VASTGESTELD (EN
GECONTROLEERD) WORDEN. Voer ter controle de test uit
die beschreven staat onder het hoofd ZENDSIGNAAL
TESTEN van deze handleiding.
Detectorbevestiging:
1. Als eenmaal een geschikte plaats bepaald is, de
montagevoet tegen het plafond of de muur monteren
(indien de plaatselijke voorschriften dit toelaten) onder
gebruikmaking van het tweetal bijgeleverde schroeven en
steunen.
2. Het systeem moet de identificatiecode van de detector
registreren voordat de detector op de montagevoet wordt
gemonteerd. Zie voor de te volgen procedure onder het
hoofd PROGRAMMEREN (blz. 1).
3. Draai de detector rechtsom in de montagevoet totdat deze
vastklikt.
4. Test de detector onmiddellijk na voltooiing van de
installatie (zoals beschreven onder het hoofd TESTEN in
deze handleiding) en zie voor aanvullende informatie met
betrekking tot het gebruik van draadloze rookdetectoren de
instructies behorende bij de beveiligingscentrale en/of de
ontvangstmodule.
Waiting for definite Figure 6 from U.S.A.
Pagina 3
BEVESTIGING
FIGUUR 6
Ademco 5808EU

Advertenties

loading